Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Glanskop

Parus palustris
Mezen

De glanskop werd vroeger zwartkopmees genoemd, tot men er achter kwam
dat er twee soorten zwartkopmezen zijn, te weten deze en de matkop.
De glanskop is ongeveer even groot als de pimpelmees,
net zo brutaal en nieuwsgierig en net zo behendig.
Hij heeft zijn naam te danken aan het glanzend zwarte petje op de kruin.
Het is een wat grijzig vogeltje, in tegenstelling
tot de zeer sterk gelijkende matkop die wat 'bruiniger' aandoet.
Daarnaast heeft de laatste een mattig gekleurde kruin.
Een ander verschil zit 'm in de vorm van de kop die bij de glanskop wat kleiner en ronder is.
Ondanks de verschillen die er toch wel zijn werd de matkop
pas in 1900 als een aparte soort beschouwd.

De roep van de glanskop is een karakterestiek en luid "pitsjč".
De vogel leeft in loofbossen, gemengde bossen, parken en grote, ietwat verwilderde tuinen,
waar ze zich met name in de winter te goed doen aan zaden en bessen van bepaalde plantensoorten.
’s Zomers leeft hij vooral van insecten.
Aan de voedertafel is hij de enige mees die voedsel verzamelt.
Hij neemt de brokken in de snavel en vliegt ervandoor
om ze onder loszittende boomschors te verbergen.
Vaak wordt de plek vergeten, maar door toeval worden sommige voorraden weer teruggevonden.

Het nestje wordt in een bestaande boomholletje gebouwd in april of mei.
De 7 eieren worden ongeveer 13 dagen bebroed,
waarna de jongen bijna drie weken op het nest worden gevoerd.

De glanskop is het hele jaar door in Nederland te zien.
Zoals de meeste mezen is hij daar waar hij voorkomt beslist niet schuw en zelfs nieuwsgierig.
Omdat hij ook buiten de broedtijd altijd in paartjes voorkomt,
en niet in groepen, valt hij minder op dan de pimpelmezen en de koolmezen.
 
 
 


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort