Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Geelgors

Emberiza citrinella
Gorzen

Het geelgors-mannetje is herkenbaar aan citroengele kop en onderdelen en kastanjebruine stuit.
De bovenzijde is gelig-bruin met donkerbruine lengtestreepjes.
Het vrouwtje en ook de jongen hebben een bruiner verenpak.
Het is een vogel die veel wipt met de staart.
De zang is tamelijk monotoon met een vaak tweetonige uithaal.
Het klinkt als "tsi-tsi-tsi-tsi-tsi-tsèèèèèèèèh".

De geelgors is een stand- en zwerfvogel van diverse halfopen landschappen, zoals licht beboste heide,
bosranden en agrarisch gebied met heggen, houtwallen en grazige wegbermen.
Het is in onze streken een vrij algemene broedvogel, vooral in zandige streken.

Het nest wordt op de grond gebouwd, vaak tussen hoge kruiden en struweel.
Hierin komen 3 – 5 eieren te liggen die na 12 of 13 dagen uitkomen.
In de broedtijd worden zaden en kleine ongewervelden gegeten;
buiten de broedtijd vormen zaden de hoofdmoot van het menu.

Er was een duidelijke afname en een teruglopende verspreiding van de broedpopulatie.
In het laatste decennium van de 20ste eeuw lijkt de geelgors zich echter te herstellen
maar ze zitte nog lang niet op de populatie van 1950 en derhalve staat de soort ook op de rode lijst.
De geelgors kan gerust een der meest opvallende slachtoffers
van de enorme naoorlogse verkavelingswoede genoemd worden.
Veruit de voornaamste oorzaak van de dramatische achteruitgang is het verdwijnen
van kleinschalige landschapselementen als heggen, houtwallen en extensief beweide graslandjes,
in combinatie met een toenemend gebruik van herbiciden en insekticiden.
Met name bij natuurgebieden en in de duinstreek spelen ook de toenemende recreatieve drukte
en versnippering door aanleg van wegen en bebouwing een rol.
 
 
 


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort