
De braamsluiper is slanker dan een mus en hij heeft een fijnere snavel.
Het grijs van de kop dat afsteekt tegen het wit van de keel is erg opvallend.
Bij opwinding snatert en laat hij krijsende kreten horen.
Het gezang bestaat vooral uit een zacht gekwetter.
Het geluid lijkt erg op de 'begin-tune' van de vink.
Het geluid van de braamsluiper is echter vlakker.
De toonhoogte blijft hetzelfde.
En plotseling houd de braamsluiper op met zijn zang,
terwijl de vink dan nog de zogenaamde vinkenslag kent.
De braamsluiper is een zomergast die van april-mei tot augustus-oktober in onze streken verblijft.
De wintermaanden brengt hij door in Oost-Afrika.
Graag vertoeft hij in een halfopen en structuurrijke vegetatie,
bijvoorbeeld in meidoornstruweel, verwaarloosde parken en houtwallen.
Het nestje wordt in een lage struik of tussen brandnetels gebouwd.
Er komen 4 tot 6 eieren in te liggen die na 12 dagen uitkomen.
na nog eens 12 dagen verlaten de jongen het nest.