Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Bosuil

Strix aluco
Uilen

De bosuil is een roestbruin tot grijzig gevlekte uil met een gedrongen lichaam
en een rond gezicht met donkerbruine ogen.
Met hun 40 – 42 cm zijn ze bijna de grootste uilen van Nederland,
alleen de oehoe is groter.
De tekening van het verenkleed bestaat zowel aan de boven- als aan de onderkant
uit opvallende donkere lengtestrepen en lichtere dwarsstrepen.
Op schouders en vleugels vallen de witte vlekken als druppels op.
De onderkant is in het algemeen lichter dan de bovenkant.

Het vliegbeeld doet meer gedrongen en plomper aan dan dat van de ransuil;
de betrekkelijk brede vleugels zijn ook aan de onderkant van opvallende dwarsbanden voorzien.
Mannetjes en vrouwtjes zijn vrijwel gelijk,
alleen is het vrouwtje gemiddeld iets groter dan het mannetje.
Het is in West-Europa de meest voorkomende uil.

Man en vrouw hebben een verschillende roep.
Het vrouwtje roept eerst een schel "wiek! wie-iek!",
het mannetje heeft het van speelfilms bekende spookachtige geluid.
Dit geluid bestaat uit drie stukjes geluid.
Het eerste deel is een lang gerekt "hoe" gevolgd door een pauze,
dan als tweede een kort ingehouden "hoe" en als laatste een langer en trillerig "hoe-oe-oe-oe".
Vrouwtjes kunnen dit geluid nadoen, maar dan klinkt het 'amateuristischer'.

Door de nachtelijke leefwijze van de bosuil is deze maar zelden te zien.
Soms wordt zijn aanwezigheid verraden door alarmerende vogels.
Bosuilen hebben een vaste plaats om de dag door te brengen.
Ze doen dat bij voorkeur in groenblijvende bomen (naaldbomen)
of bomen met veel klimop en zitten dan dicht tegen de stam op een tak.
Op deze vaste z.g. roestplaatsen zijn veel uilenballen te vinden.

Bosuilen zijn 's nachts en in de schemering actief maar als er jongen zijn
gaan ze reeds voor zonsondergang op jacht tot zonsopkomst.
's Avonds als de uilen actief worden, begint het mannetje te roepen om het territorium af te bakenen.
Het territorium beslaat 25 tot maximaal 40 hectare.
's Nachts jagen ze en zijn ze meestal stil omdat ze anders hun prooi zouden alarmeren.
In de baltsperiode roepen ze vaak wel de gehele nacht door.
Tegen de morgen beginnen de mannetjes opnieuw te roepen om het territorium af te bakenen.

De Bosuil bemachtigt zijn prooi vanaf een zitplaats en lokaliseert deze op het gehoor.
Hij jaagt echter ook vliegend of slaat vogels,
die uit hun slaapplaats worden opgeschrikt, in de vlucht.
De bosuil leeft voornamelijk van muizen, maar ook vogels,
kikkers,padden, vleermuizen, wormen en insecten staan op zijn menu.
Als er weinig muizen zijn kan de bosuil makkelijk overschakelen
op andere prooidieren zoals mollen, konijnen, ratten en vogels (zelfs duiven en steenuilen).
Bosuilen zijn echter ook nestplunderaars, die het vooral voorzien hebben op holenbroeders.

De bosuil broedt in loofbossen, stadsparken, tuinen en boomgaarden
met oude bomen die nestgelegenheid bieden.
Zijn nest bevindt zich meestal in een holle boom,
soms maakt hij ook gebruik van sperwer-, buizerd-, ekster- of eekhoornnesten.
Ook een nestkast kan als broedplaats voldoen.
Als de nood erg hoog is gebruiken bosuilen ook wel eens een verlaten konijnenhol
of een donkere plek in een gebouw.
Het vrouwtje krabt de nestplaats schoon en maakt braakballen fijn,
die als onderlaag voor het legsel moeten dienen.
Ander nestmateriaal wordt er niet gebruikt.

In het vroege voorjaar slaapt het vrouwtje de gehele dag op het nest.
Men neemt aan dat dit is om te ervaren dat het nest veilig is.
's Nachts verlaat ze het nest en laat zich door het mannetje voeren
(Ze roept daarbij de gehele nacht "wiek").
Op deze wijze kan ze ervaren dat er voldoende voedsel is en dat het mannetje in staat is
voldoende prooien te vangen zodat hij zichzelf en haar in leven kan houden.
Dit is belangrijk, want als het vrouwtje zit te broeden en de eerste tijd dat de jongen er zijn,
blijft het vrouwtje op het nest en kan dus niet mee jagen.
Hoe meer voedsel aanbod er is in de periode voor het broeden,
hoe meer eieren het vrouwtje zal leggen.

De legtijd wil bij de bosuil nog wel eens varieren, maar over het algemeen
legt ze rond februari/maart 2 tot 5 witte, tamelijk ronde eieren.
Het vrouwtje begint vanaf het eerste ei met broeden.
Na ongeveer 28 dagen komen de jongen uit en de eerste tien dagen
laat het vrouwtje ze niet alleen.

De in eerste instantie blinde jongen worden door het vrouwtje gevoerd
door stukjes vlees zonder haren en botten, van de prooi af te scheuren
en deze tegen de snavel van de jongen te houden, zodat ze op de tast het voedsel vinden.
Uilen hebben zeer gevoelige snorharen (tastharen) waarmee ze
in het pikkedonker prooien kunnen herkennen.
Het geslagen voedsel, waarmee de jongen overdag worden gevoederd,
wordt tijdens de nachtelijke jacht ergens gedeponeerd.

Naarmate de jongen ouder worden, gaan ze steeds grotere stukken van de hele prooi eten.
Na ongeveer 30 dagen verlaten de jongen het nest.
Ze kunnen dan nog niet vliegen, maar wel goed klauteren met hun poten en snavel.
Ze worden dan takkelingen genoemd.
Als ze ongeveer vijftig dagen oud zijn, beginnen ze korte vluchten te maken.
Jonge vogels, die pas kunnen vliegen, hebben een donzig, witachtig of licht geelbruin verenkleed
met donkere dwarsbanden en zijn eveneens aan de donkerbruine ogen te herkennen.
In de herfst verlaten ze het ouderlijk territorium
en zoeken voor zichzelf een territorium in de nabijeid.

Een bosuil is na één jaar volwassen en kan dan voor nageslacht zorgen.
Bosuilen blijven hun hele leven bij elkaar en zijn trouw aan het territorium.
Ze broeden vaak meerdere jaren in dezelfde holte.
 
 
 

man
vrouw


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort