
De boomkruiper is een schorskleurige vogel van 12,5 cm lang met een lange steunstaart.
Hij heeft een lange, spitse snavel wat hem meteen verraad als insecteneter.
Hij heeft wel wat muisachtigs als hij over de stam van een dikke boom naar boven 'kruipt'
waarbij hij altijd van beneden naar boven gaat, nooit omgekeerd.
De vogel maakt een hoog en scherp geluid wat niet erg luid is maar wel duidelijk te horen.
De klank is een scherp en snel "tjie-tjie-tjieeet".
Soms bestaat deze kreet uit drie klanken, soms uit meer.
Praktisch altijd eindigend het in een langere kreet.
De boomkruiper verblijft in parkachtige gebieden met oude bomen en rijk opgaand loofbos,
maar ook in steden bij hoge bomen is hij wel te vinden.
De soort wordt niet bedreigd en neemt langzaam in aantal toe
naarmate de bomen aan het verouderen zijn.
Het nest wordt in een schorsspleet gebouwd.
Hierin komen 5 – 7 eieren te liggen die na 15 dagen uitkomen.
Daarna blijven de jongen nog ongeveer 16 dagen op het nest.
Meestal worden er twee broedsels per jaar doorgebracht.
De boomkruiper dult eigenlijk geen soortgenoten bij zich in de buurt.
Als er een te dicht in de buurt komt, dan komt er trammelant en vliegen ze elkaar in de veren.
Maar in de koude intermaanden is het anders.
Dan moeten ze hun kleine lichaam beschermen tegen de kou en dat kunnen ze niet alleen.
En zo gebeurt het dat er gezamenlijke slaapplaatsen ontstaan
waarin ze lekker dicht tegen elkaar aankruipen om warm te blijven.
Maar zodra de temperatuur iets oploopt loopt ook het temperament weer op
en dient een ieder een gepaste afstand te bewaren.