Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Boomklever

Sitta europaea
Boomklevers

Wat opvalt aan de boomklever is de blauwgrijze kleur en het korte dikke lijf
en dat ie net zo makkelijk naar boven als naar beneden klimt.
Want hij klautert alert en opgewekt alle richtingen uit op boomstammen en dikke takken.
Soms zelfs met kop naar beneden en zonder de staart als steun te gebruiken.
De boomklever de enige vogel die dit kunstje kent.

De vogel is 14 cm lang en daarmee net zo groot als een mus,
maar door een ander silhouet lijkt de Boomklever groter.
Hij heeft dus een blauwgrijze kruin en bovendelen
en isabelkleurige onderdelen met roodbruine flanken.
De wangen en keel zijn wit en er loopt een zwarte streep door het oog.
De jonge vogels missen het roodbruine van de flanken.

Een boomklever houdt van oude eiken en beuken die te vinden zijn in het bos,
het park of in oudere villawijken.
Hij woont 'op stand' en als deze vrolijke vogel bij je in de buurt voorkomt dan zit je goed.
Want het is een 'superstandvogel' die er niet over piekert om te gaan zwerven of verhuizen.
Dat betekent natuurlijk wel dat je als boomklever je gebied perfect moet kennen.
Elk plekje waar in barre wintertijden nog zaden of insecten te vinden zijn,
is belangrijk en alle hazelnoten en beukenootjes worden opgespoord.
Indien nodig worden ze in een vaste 'smidse' gebracht,
een boomspleet waar de zaden klem gezet worden
waarna ze worden opengehamerd met de stevige, puntige snavel.

De vlucht is golvend, als van een specht.
Op het menu staan spinnen, insecten, noten en zaden
en 's winters bezoekt hij ook voedertafels.

Als er een boomklever in je tuin woont dan valt dat zeker op.
De zang van de boomklever, een luid, metalig "tuuiet-thuuiet-thuuiet",
kent luide uithalen die vaak meerdere keren achter elkaar te horen zijn.
Ook geluiden als een steentje over het ijs kan dit vogeltje produceren.
De zang is voornamelijk in het vroege voorjaar te horen.
Zo laat hij blijken dat dit zijn stek is en dat concurrenten niet geduld worden.
Daarna wordt hij stil.

Met leem in de bek vliegt de boomklever naar een oud nest van de grote bonte specht,
zijn voornaamste woningverschaffer, want zelf hakt de boomklever geen nest uit.
Rond het gat wordt een stevige pleisterlaag aangebracht, waardoor de ingang zo klein wordt
dat de boomklever zich er nog net door naar binnen kan wringen.
Spreeuwen, mezen, maar ook opdringerige kauwtjes
en eekhoorns met slechte bedoelingen, worden zo geweerd.
Het nest wordt bekleed met dorre bladeren en stukjes boomschors.

Terwijl het mannetje voer aansleept, broedt het vrouwtje in twee weken tijd de eieren uit.
Na zo'n drie weken wringen zich dan 5 tot soms wel 9 jongen uit de nestopening.
Ze zwerven nog even met pa en ma in het territorium rond en dan breekt het uur van de waarheid aan.
Zo'n 50.000 jonge boomklevers racen allemaal naar de beste plekjes,
liefst zo dicht mogelijk in de buurt waar ze geboren zijn.
Er is echter maar plaats voor ongeveer 15.000 paar
en hier en daar raken de parken en villawijken overvol.
Dan lukt het de boomklevers, die het gehele jaar door zeer honkvast zijn,
een nieuw park of bos te bereiken, waar misschien helemaal geen boomklevers meer wonen.
Verder vullen ze in de maanden die volgen de opengevallen plaatsen in,
veroorzaakt door ouderdom of een jagende bosuil
die meestal dezelfde soort gebieden bewoont als de boomklever.

Boomklevers zijn standvogels en ze zijn er dus het gehele jaar.
Zelfs in strenge winters worden nauwlijks zwerfneigingen getoond.
 
 
 


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort