
De blauwe kiekendief wordt 44 – 52 cm lang.
Een volwassen mannetje is aan de onderzijde wit met een scherp afgetekende blauwgrijze kop en borst.
Ook de bovenzijde is egaal blauwgrijs met witte bovenstaartdekveren.
Daarnaast heeft hij zwarte vleugelpunten en een donkere rand op de achtervleugels.
Het volwassen vrouwtje heeft een bruine bovenzijde, de onderzijde is beigewit met bruine streping.
Beide vogels hebben een opvallend witte stuit
in tegenstelling tot de grauwe kiekendief bij wie deze kleiner is.
De vogel is herkenbaar als kiekendief door lange vleugels en staart
en lage glijvlucht met in ondiepe V omhooggehouden vleugels.
De blauwe kiekendief heeft een wat steviger postuur en bredere vleugels dan de grauwe kiekendief.
De jongen hebben een zwaar gestreepte borst.
Van de bruine kiekendief is hij te onderscheiden
door het verenkleed, de lichtere bouw en de vlucht.
Het voedsel bestaat vooral uit muizen, jonge konijnen en diverse vogelsoorten.
De prooi wordt gezocht in een lage vlucht en gevangen bij verrassing in een plotselinge duik.
De roep is een snel, kekkerend "ke ke ke ke"; ook een klaaglijk "piih-e".
De blauwe kiekendief is in Nederland een wijd verspreide wintergast maar een zeldzame broedvogel.
De broedgebieden bevinden zich voornamelijk in open taiga en bestaat uit vochtige moerasgebieden.
Het nest wordt op de grond gebouwd in een dichte, lage vegetatie.
De meeste paren beginnen in april of mei met de eileg.
Gemiddeld vliegen er zo'n 2,8 jongen per geslaagd nest uit.

De Nederlandse blauwe kiekendieven overwinteren in West Europa.
De vogels die hier in de winter verblijven zijn grotendeels Scandinavische vogels.
Tot ver in de vorige eeuw was de blauwe kiekendief een zeldzame,
maar verspreide broedvogel van heide en hoogvenen.
Met de teloorgang van deze leefgebieden verkaste de soort naar de duinen op de Waddeneilanden.
De droogvallende Flevopolders - met name de Oostvaardersplassen -
en de moerassen van Noordwest-Overijssel vormden tijdelijk geschikt broedgebied,
maar hier is hij inmiddels weer afgenomen.
Een nieuw lichtpuntje is de vestiging in grootschalig braakland in Oost-Groningen.
Het totaal aantal broedparen in Nederland is gegroeid
van zo'n 20 rond 1960 tot 120-130 begin jaren negentig.
Meer dan driekwart hiervan broedt op de Waddeneilanden, waar de stand recentelijk weer wat af lijkt te nemen.
Juist vanwege het geringe aantal broedparen, de zeer beperkte verspreiding
en de gebondenheid aan kwetsbaar broedbiotoop wordt de soort sterk bedreigd.
De belangrijkste actie voor de in ons land broedende blauwe kiekendieven bestaat uit het behoud
van de rust in de duinvalleien van de Waddeneilanden.
Recent onderzoek wijst op een sterke afname van het broedsucces,
hetgeen deels door verstoring door toeristen veroorzaakt is.
Voorkoming van verstoring in de broedtijd is dan ook van belang.
Verder dienen niet alleen de eigenlijke broedgebieden,
maar ook de belangrijkste foerageerterreinen van de vogels een betere bescherming te krijgen.