
De aalscholver is een grote, donkere vogel met witte wangen
en kin en een forse snavel met een gehoekte punt.
Hij komt hoofdzakelijk aan de kust voor maar ook in het binnenland is hij vaak te zien.
Vaak staat hij te zonnen met gespreide vleugels om deze te laten drogen.
Hij zwemt diep liggend in het water met zijn kop en snavel schuin naar boven gericht.
De vlucht is laag waarbij wig- of lijnformaties gevormd worden.
Ze vliegen met gestrekte hals en maken met hun lange, smalle vleugels een snelle slag.
De aalscholver hoort tot de pelikaanachtigen.
Alle pelikaanachtigen hebben vier tenen waarvan geen enkele naar achteren steekt.
Dat geldt dus ook voor de aalscholver.
De kleinste teen is de binnenste teen.
Deze steekt zowat recht naar binnen.
De buitenste teen is de langste.
Aalscholvers leven zowel op de binnenwateren als op zee.
Ze eten grote hoeveelheden vis en zoeken daarom visrijke rivieren,
vijvers, meren en kustwateren op.
Ze jagen zowel alleen als in groepen op vis.
Als ze in groepen jagen, drijven ze de vissen naar ondiep water
waar ze gemakkelijker te vangen zijn.
Ze kunnen enorme hoeveelheden vis eten wat soms kan leiden
tot conflicten met de plaatselijke visserij.
Met name in de zomer eten ze veel paling.
De vis wordt al duikend gevangen.
De aalscholver broed in kolonies en de grote nesten bevinden zich meestal in een groepje bomen.
Deze kolonies kunnen soms uit grote aantallen vogels bestaan.
De bomen overleven dit broedgeweld vaak niet.
Ze bezwijken onder de grote hoeveelheden uitwerpselen (met een hoge zuurgraad)
die de vogels over de boom uitstorten en ze uiteindelijk doen uitdrogen.
De meeste van deze bomen zijn dan ook maar een aantal jaren bestand tegen dit 'bombardement'.
De gehele kolonie moet dan op zoek naar een nieuwe boomgroep tot ze ook deze hebben 'uitgewoond'.
Het nest wordt gemaakt van takken en twijgen en daarna bekleed met gras, riet en stengels.
De eieren (3-4) worden gelegd in maart - mei en zijn bedekt met een kalkachtige substantie.
Het uitbroeden duurt ongeveer 23-29 dagen.
De jongen komen naakt ter wereld en openen pas na 3 dagen hun ogen.
Ze worden gevoed met vis die de ouders in hun keelzak aandragen.
Na 2 maanden zijn de jongen volgroeid en in augustus verlaten ze de kolonie.
De aalscholver is gewoonlijk zwijgzaam maar brengt in de broedkolonies
een kreunend 'binnenmonds' geluid voort.

Het verspreidingsgebied van de aalscholver is bijzonder groot.
Ze leven op alle continenten.
De vogels uit het zuiden en westen van Europa zijn zowel zwerf- als standvogels.
Met name in heel koude winters trekken de Nederlandse Aalscholvers weg
naar Frankrijk, Spanje en naar de westelijke Middelandse Zee tot in Tunesië.
In minder koude winters wordt de Nederlandse populatie aangevuld met dieren uit vooral Denemarken.
De aalscholver is eeuwenlang achtervolgd door vissers en anderen
vanwege de vermeende grote hoeveelheid vis die vogel zou verorberen.
In de zestiger jaren van de twintigste eeuw zakte de Nederlandse populatie tot 1150 broedparen.
Er waren nog maar twee kolonies: Wanneperveen en Naardermeer.
Pas na de zestiger jaren werd de achtervolging omgezet in wettelijke bescherming.
Begin 21ste eeuw zijn er weer 25 kolonies permanent bezet
en zo'n 10 kolonies die één of meer jaren bezet zijn.
De grootste kolonie bevindt zich in de Oostvaardersplassen met maximaal 8400 paren.