Dr.
Jac. P. Thijsse (1865-1945)
meer over Thijsse
Titel:
Onze Groote Rivieren
Auteur: dr. Jac. P. Thijsse
Uitgeverij: Heimans en Thijsse Stichting Pagina's: 84 Prijs: ƒ 39,90
Recensie door T. J. Lucas - 16 september 1998
Liefde
voor het buitenleven In zijn pennenvruchten gloeit lang na zijn dood de liefde
voor het buitenleven nog na. Door zijn ongekunstelde, lyrische wijze van
schrijven heeft hij de ogen van veel Nederlanders voor het schoon geschapene
geopend: dr. Jac. P. Thijsse.
Wie van
de ouderen kent niet de man die voor de Verkade Fabrieken in Zaandam achttien
albums over het reilen en zeilen in onze 'achtertuin' schreef? De bijbehorende
kleurenplaatjes, die de consument in Verkade-verpakkingen kon vinden, waren de
eerste decennia van onze eeuw een gewild verzamelobject. In 1938 verscheen het
album “Onze Groote Rivieren”.
De Zutphense uitgeverij Terra presenteerde gisteren een herdruk van dit
meesterwerk.
Boorden van de Maas
„Niet zoo heel lang geleden –ik meen een jaar of vijftien– durfde ik nog te
laten drukken, dat het landschap langs onze groote rivieren, besloten tusschen
de dijken, (...) beschouwd kon worden als een vrij en natuurlijk landschap.
(...) Tegenwoordig durf ik dat zoo vlot niet meer te beweren, vooral na wat ik
van menschelijk bedrijf gezien heb langs de boorden van de Maas. En wie weet,
wat ons te wachten staat langs den Gelderschen IJsel. Maar toch, de wijde
wereld van de uiterwaarden, (...) de grote en kleine doode armen of hanken, de
wielen en walen en tenslotte de kribben en dijken leveren ons nog altijd een
landschap, dat ons boeit, niet alleen door groote schilderachtigheid, maar ook
door een rijk leven van planten en dieren. En zoo is dit rivierenlandschap
voor menschelijk geluk, voor verrijking van geest en gemoed, voor het scheppen
van innig welbehagen op zijn minst wel evenveel waard als de bosschen en de
heiden, de duinen en de plassen”.
Thijsse
ten voeten uit. Hij schreef het in 1938 weliswaar, in oude spelling en lange
zinnen, maar een nieuwe vertaling zou de sfeer die het boek ademt zonder meer
geweld aandoen.
Aartswandelaar
Jac. P. Thijsse wordt in 1865 in Maastricht geboren. Nadat hij onder
meer in Grave woont, komt hij in Amsterdam terecht. Op tachtigjarige leeftijd
overlijdt hij in Overveen. Volgens Jaap Zwier van de Heimans en Thijsse
Stichting in Amsterdam was Jac. P. Thijsse „een wandelaar, een
aartswandelaar”. Altijd was hij buiten te vinden. Hij zwierf te voet door heel
het vaderland, dat hij het „beste en het schoonste land ter wereld” noemde.
Thijsse
was onderwijzer en later biologieleraar aan een lyceum. Hij organiseerde –en
dat was uniek voor zijn tijd– schoolwandelingen en -kampen met zijn
leerlingen. Daarin stond de natuur centraal. De biologielessen van Thijsse
hadden grote invloed op zijn studenten: in groten getale meldden zij zich aan
voor de biologieopleiding aan de universiteit. Samen met zijn vriend E.
Heimans, een al even bevlogen natuurmens, bracht hij door zijn activiteiten
een denkproces op gang dat de maatschappij tot op vandaag vergaand beïnvloedt.
De natuur was in de dagen van Thijsse zoiets als een onuitputtelijke bron van
grondstoffen, een plaats waar je kon jagen en vissen, maar ook waar je je
rommel goedkoop kon dumpen. „Thijsse en Heimans brachten een biologisch reveil
teweeg”, aldus Zwier van de naar beide heren vernoemde stichting. „De manier
waarop die twee bezig waren met de natuur, heeft veler belangstelling gewekt.
De Verkade-albums hebben daartoe in grote mate bijgedragen”.
Tweede jeugd
Voor de Verkade-fabrieken schreef Thijsse in totaal achttien albums. Bekend
zijn onder andere “Lente, Zomer, Herfst en Winter” en “De Bloemen en Haar
Vrienden”. De titels “Eik en Beuk”, “Het Naardermeer”, “De Vecht”, “De IJsel”,
en nu dan “Onze Groote Rivieren” beleefden een heruitgave. Die tweede jeugd
komt niet uit de lucht vallen, maar is gekoppeld aan de actualiteit. Zoals
“Het Naardermeer” in 1980 werd heruitgegeven naar aanleiding van het 75-jarig
bestaan van de Vereniging Natuurmonumenten (Het Naardermeer was haar eerste
aankoop), zo is de heruitgave van “Onze Groote Rivieren” te danken aan het
feit dat de rivieren de laatste jaren onderwerp van discussie zijn onder
boeren, burgers en beleidsmakers. De recente (bijna)overstromingen van 1993 en
1995 hebben de discussie slechts geïntensiveerd. Werden de stromen vroeger in
een keurslijf geperst, nu ontwaakt steeds meer het besef van de noodzaak van
bufferzones, die ten tijde van hoogwater een matigende invloed hebben doordat
de rivier de ruimte heeft. Interessant aan het boek is de nuchtere en
positieve kijk die Thijsse had op bijvoorbeeld 'verbeteringen' aan de rivier
(bochtafsnijdingen) en de ontwikkeling van de industrieën rond de havens van
Rotterdam. Het volgende citaat getuigt daarvan: „Die Zeehaven is één van de
vele werken, waarmee de laatste driekwart eeuw de wereld van handel,
scheepvaart en industrie aan de monden van den Rijn zich heeft opgewerkt tot
een nieuw en grootsch bestaan. (...) Naburige steden en dorpen profiteeren
evenzeer en zoo is dan het reusachtig geheel tot stand gekomen: de havens,
fabrieken, werven, van Gorkum tot Vlaardingen, één van de voornaamste
menschenwerken ter wereld. (...) Ik ben daar wel grootsch op en hoop van
harte, dat de bedrijvigheid van vroeger zich spoedig herstelt”.
Zwerftochten
Thijsse beleefde als kind de reizen vanuit Grave naar zijn grootmoeder in
Middelburg heel intens. „En dan kwam één van de belangrijkste momenten van de
heele reis: het fort Sint-Andries en het aardige kleine sluisje, waar we
doorheen moesten schutten om in de Waal te komen. Daar kon ik iedere keer
opnieuw naar verlangen. (...) Op de Maas was het maar stilletjes, met hier en
daar een tjalk, een paar visschertjes, een veerpont. Doch hier op de Waal was
druk beweeg van van allerlei vaartuigen in beide richtingen, diep geladen
steenschuiten, hooggestapelde schepen met hooi of rijshout (...) en puffende
stoombooten, die met hun rookpluimen en rookslierten levendigheid en kracht
gaven aan het landschap”. Zijn voorwoord besluit Thijsse met een wens. „Mogen
zij (de rivieren, red.) U lokken tot heerlijk zwerftochten te land en te water
ter vermeerdering van uw welbehagen, van uw vaderlandsliefde”.