Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

 

De musical van groep 8
de boed
de boed 
de boed
ramon
marc
frank
 

 

 

 

 

 


In de musical van groep 8 word de reis van odysseus (de odysee) vertaald naar de reis van groep 8 naar groep 1….. In de musical van groep 8 word de reis van odysseus (de odysee) vertaald naar de reis van groep 8 naar groep

 

De musical zal aan het eind van het jaar opgevoerd worden in het werktheater amsterdam, de acteurs  hebben 11 de tijd om hun van hen beste kant te laten zien de producenten Marc Ramon en Frank hebben er allen vertrouwen in.  

 

 

loodje_evan@hotmail.comIedereen die een reactie heeft of een mededeling over de musical kan een mailtje sturen naar  

Uiteraard word alles op deze site geplaatst.

 

Nu is het tijd voor wat foto’s wij kennen de odyssee al uit het hooft maar sommige ouders niet dus………door middel van deze foto’s iets wijzer te worden..

En natuurlijk voor de mensen die echt hardleers zijn nog  een tekst(je)

 

Dit is hem.                  Dit at hij.                               En hier woonde hij……

 

hier komen de reacties en nieuwtjes van de site alleen de site is nog in opbouw
 

 

 


nieuwtjes

reacties

tips

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

marcFrank & ramon                                                     Dag tot de volgende keer en kijk ook voor meer

 

amar 
tessa
seydou
sterre
marit
koen
monsef
fee
erin
amber b
amber s
yoran
david
melle
floris
J.P.
rik
tanzil
abdelatief
bram
jane

                                                     Informatie http://www.boe-amsterdam.nl/ zohair
mohammed
bruno
rutger
mustafa
anna
freija
lotte
ravi
daniel
dolly
nikky
evan
anna
bruno
daniel
zohair
mohammed
dolly
rutger
mustafa
freija
lotte 
luka
max
minke
nikky
ravi
evan
noni
puck
sam
flynn
cammilla
minke
lloyd
jip
oscar
maria

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 


 

 

 

 

 

kinke
 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

dag dag.

 

 

WIE WAS ODYSSEUS?

Odysseus was de legendarische vorst van Ithaka. Hij was gehuwd met Penelope en had een zoon, Telemachos. Toen Odysseus gedwongen werd om deel te nemen aan de expeditie naar Troje, probeerde hij zich daaraan te onttrekken door net te doen alsof hij krankzinnig was.

Hij werd verraden en moest mee naar Troje.

De oorlog van Troje ging tussen de Trojanen en de Grieken (Achaeërs). De aanleiding voor de belegering was de eis om uitlevering van Paris van Helena. Helena was een Griekse godheid en werd "geschaakt" door een Trojaanse prins. De Griekse vorsten besloten tot deelneming aan de strafexpeditie tegen Troje en eisten Helena terug. Deze uitlevering werd door de Trojanen geweigerd en daarop besloten de Grieken om Troje te belegeren.

Beide partijen gaven niets aan elkaar toe en daarom duurde de oorlog meer dan negen jaar. Pas nadat de aanvoerders van beide kampen sneuvelden (Achilles voor de Trojanen en Hector voor de Grieken), kwam er een einde aan de oorlog. Dit gebeurde door een list van Odysseus, het houten paard. Dit houten paard was een geschenk van de Grieken aan de Trojanen. Het houten paard werd de stad Troje ingereden. Binnenin het houten paard zaten echter Griekse soldaten.

's Nachts kropen zij uit het paard en veroverden zij Troje van binnenuit.

In deze oorlog muntte Odysseus uit door zijn scherpzinnigheid en diplomatie, men verkoos hem bij voorkeur als verspieder of als onderhandelaar.

In het bijzonder is hij de hoofdpersoon in de Odyssee. De Odyssee is een gedichtenbundel van Homerus waarin hij de terugreis van Odysseus, koning van Ithaka, na de veroveringen van Troje naar huis beschrijft.

Tot zijn reisavonturen behoren: de ontmoeting met de Lotofagen, de Cycloop en met het mensenetersvolk der Laistrygonen. Ook de verlokking van de Sirenen en de vernietiging van zijn vloot waren beproevingen die hij moest doorstaan. Na de vernietiging van zijn vloot komt hij als enige overlevende aan op een eiland ver in de oceaan, op dit eiland verblijft de nimf Kalypso. Kalypso begeert hem als haar echtgenoot, maar op bevel van Zeus laat ze hem op een vlot wegzeilen.

Na andermaal schipbreuk te hebben geleden belandt hij bij de Phaiaken, die hem terug naar Ithaka brachten.

In de oudere literatuur, met name Homerus, is Odysseus de vindingrijke held, die allerlei gevaren dapper doorstaat. Bij andere en latere literatuur werd hij veel minder gunstig voorgesteld.

In de beeldende kunst is Odysseus vele malen afgebeeld op vazen, reliëfs en wandschilderingen in gebeurtenissen uit de Odyssee.

In deze scriptie besteed ik vooral aandacht aan de kwestie of Odysseus een mythe of de werkelijkheid was?

Aan de hand van de volgende deelvragen, die in aparte hoofdstukken worden behandeld probeer ik de hoofdvraag zo nauwkeurig mogelijk te beantwoorden.

De deelvragen zijn:

- Waar heeft de tocht van Odysseus plaats gevonden?
- Heeft Ithaka wel bestaan?
- Hoe is de Odyssee ontstaan?



In dit hoofdstuk geef ik een beknopte voorstelling van de Odyssee weer.

Het is zes weken voor de slachting van de vrijers.

PallasAthene vraagt Zeus Odysseus terug te laten keren naar zijn geboorteland. Tijdens een vergadering van de goden in Zeus' paleiszalen wordt besloten het verzoek in te willigen. De zeegod Poseidon, aartsvijand van Odysseus, is niet aanwezig, maar de goden besluiten dat hij zich bij de beslissing neer moet leggen. Hermes, de boodschapper, moet volgens Pallas Athene naar het eiland Ogygia gaan om Kalypso te overtuigen dat zij Odysseus moet laten gaan.

De vrijers gaan zich al tijden in het paleis van Odysseus te buiten aan eten, drank, spelen en seks. Te midden van de feestvierende vrijers verschijnt Athene-Mentes aan Telemachos, die hem uitnodigt binnen te treden. Telemachos vraagt: 'Hoe zetten de zeelui u op Ithaka? Want te voet zijt ge allicht niet gekomen.' Mentes antwoordt dat hij in de Reithronbaai voor anker ligt en weet Telemachos' vertrouwen te winnen. Hij vertelt dat Odysseus op een eiland gevangen wordt gehouden en weldra weer terug zal keren. Hij raadt Telemachos aan de volgende ochtend een volksvergadering bijeen te roepen en daar de vrijers voor te stellen de bezetting op te geven en naar hun eigen huis terug te keren. Zijn moeder Penelope moet dan naar haar vader gaan. Telemachos zelf moet naar Nestor in Pylos en naar Menelaos in Sparta afreizen om inlichtingen over zijn vader in te winnen.

Na deze raad verdwijnt Mentes als een vogel, zonder dat iemand het merkt. Telemachos wendt zich tot de vrijers en deelt ze zijn beslissing mee. De vrijers staan versteld van zijn woorden en Antinoös, zoon van Eupeithes, roept hem toe dat hij hoopt dat Zeus Telemachos nooit koning van Ithaka zal maken. Een andere belangrijke vrijer, Eurymachos sust de gemoederen.

De volgende ochtend komt de vergadering bijeen. Telemachos verschijnt en ziet hoe de vrijers zijn bezittingen opeten en hem ruïneren. Antonioös verzet zich heftig. Hij legt de schuld bij Penelope, die de vrijers hoop heeft gegeven, maar hen om de tuin heeft geleid. Zij zou een lijkkleed weven voor Laërtes en als het klaar was zou ze een echtgenoot kiezen. Maar 's nachts haalde ze telkens het kleed weer uit, waardoor de vrijers al drie jaar tevergeefs op een beslissing wachtten.

Telemachos weigert zijn moeder het huis uit te zetten en haar zo tot trouwen te dwingen. Hij roept Zeus aan hem te vergelden: twee arenden verschijnen boven de volksvergadering, krabben elkaar de ogen uit en verdwijnen over de huizen. Halitherses, de oude ziener van Ithaka, ziet hierin een godsteken en voorspelt de vrijers dat Odysseus weldra zal terugkeren en dat hun een vreselijk lot wacht. Maar Eurymachos bespot hem slechts.

Telemachos vraagt de vergadering hem een schip met bemanningsleden ter beschikking te stellen. Hij wil naar Sparta en Pylos gaan om te informeren naar het lot van zijn vader. Als deze dood is, belooft hij, zal hij een grafmonument oprichten en zijn moeder uithuwelijken aan een van de troonpretendenten.

De oude Mentor, huisvriend en zaakwaarnemer van Odysseus, neemt het voor zijn oude vriend op en waarschuwt de vrijers dat zij zullen sterven. Maar hij wordt scherp aangevallen door de vrijer Leokritos, die hem zegt dat Odysseus slechts een eerloze dood zal sterven als hij hen aanvalt en dat Telemachos' huisvrienden maar voor een schip moeten zorgen.

De vergadering gaat uiteen. Athene, in de gedaante van Mentor, belooft Telemachos voor een schip te zorgen. Terwijl Telemachos voor proviand zorgt, gaat Athene in zijn gedaante door de stad en charter schip en bemanning. Daarna bedwelmt zij de vrijers. Athene, nu weer vermomd als Mentor, en Telemachos maken van de gelegenheid gebruik en schepen zich in. Samen zeilen ze naar Pylos.

Het wordt licht; Telemachos bereikt de kust van Pylos. Er is een groot offerfeest aan de gang. Telemachos en Pallas Athene, nog steeds in de gedaante van Mentor, worden door koning Nestor uitgenodigd aan de feestmaaltijd deel te nemen. Telemachos vertelt Nestor waar zij vandaan komen en vraagt hem naar het lot van Odysseus. Nestor roemt diens krijgskunst, maar weet slechts te vertellen dat de Griekse vloot na de val van Troje op de terugreis door een storm uiteen werd geslagen. Nestor weet van de vrijers die het paleis van Odysseus bezet houden en houdt Telemachos het verhaal voor van Orestes, die de moord op zijn vader Agamemnon wreekte. Na nestors woorden verdwijnt Pallas Athene in de gedaante van een zeearend.

Telemachos brengt de nacht door in Nestors paleis. De volgende morgen wordt ter ere van de godin een offerplechtigheid gehouden. Telemachos en de zoon van Nestor, Peisistratos, gaan met paard en wagen op weg naar Sparta. 's Avonds bereiken ze Pherai, waar ze de nacht doorbrengen.

De volgende dag bereiken ze laat in de avond het paleis van Menelaos, waar ze midden in een dubbel bruiloftsfeest vallen. Telemachos wordt getroffen door weelde en fluistert dat in het oor van Peisistratos. Deze introduceert Telemachos bij Menelaos, die verheugd is de zoon van een oude vriend te mogen verwelkomen. Zowel Menelaos als zijn echtgenote Helena, de aanleiding van de Trojaanse oorlog, roemen de moed en sluwheid van Odysseus.

De volgende morgen deelt Telemachos de reden van zijn bezoek mee. Menelaos geeft een uitvoerige beschrijving van zijn omzwervingen na de Trojaanse oorlog en vertelt vernomen te hebben dat Odysseus op een eiland door de nimf Kalypso gevangen wordt gehouden. Vervolgens nodigt hij Telemachos uit elf of twaalf dagen bij hem te blijven en biedt hij paarden als geschenk aan. Maar Telemachos wijst de laatste aanbieding beleefd van de hand en zegt dat het niet goed mogelijk is om op Ithaka paarden te houden.

Terwijl Telemachos in Sparta vertoeft, spelen en feesten de vrijers in het paleis van Odysseus, onwetend van Telemachos' afwezigheid. Bij toeval vernemen zij dat hij per schip naar Pylos vertrokken is. De vrijers zijn verbijsterd en Antinoös stelt voor een hinderlaag te leggen op de route die Telemachos bij zijn terugkeer moet afleggen. De overigen stemmen enthousiast in met het voorstel. Zij rusten schip uit met wapens en bemanning en kiezen na het vallen van de avond zee. In de zeestraat tussen Ithaka en Samos ligt een rotsachtig eilandje, Asteris genaamd. Hier leggen de vrijers hun nederlaag.

De goden zij bijeengekomen en Athene houdt opnieuw een krachtig pleidooi om Odysseus te bevrijden uit de handen van de nimf Kalypso. Nu geeft Zeus Hermes de opdracht naar het eiland Ogygia te gaan en Kalypso mee te delen dat ze Odysseus moet laten gaan, zonder geleide van goden of stervelingen. Op een vlot zal hij Scheria, het land van de Phaiaken, bereiken. Kalypso is bedroefd maar legt zich neer bij de wil van de goden. Ze tracht nog Odysseus voor zich te behouden door hem de onsterfelijkheid aan te bieden, maar de wegkwijnende held verlangt te zeer naar zijn vrouw en vaderland.

Kalypso verschaft Odysseus de middelen om het vlot te bouwen en na vier dagen kan hij wegzeilen. Op de achttiende dag krijgt hij de bergen van Scheria in zicht, maar hij wordt opgemerkt door Poseidon, die door middel van een geweldige tyfoon het vlot versplintert. Twee dagen dobbert Odysseus op een plank in het water, voordat hij vaste wal onder de voeten krijgt. Onder een bosje valt hij in een diepe slaap.

Pallas Athene verschijnt in een droom aan de schone Nausikaä, de dochter van Alkinoös, koning der Phaiaken. Pallas Athene raadt haar aan de volgende morgen haar kleren bij de rivier te wassen. 's Ochtends gaat Nausikaä met haar dienaressen inderdaad naar de rivier, waar ze, door hun gillen gewekte, Odysseus ontdekken. Nausikaä hoort Odysseus' verhaal over zijn tocht met het vlot en nodigt hem uit in het paleis van haar vader. Maar zij vreest kwade tongen en vraagt Odysseus niet tegelijk met haar door de stad te wandelen. Hij moet wachten buiten de stad, bij een aan Pallas Athene gewijde bron. Odysseus volgt haar aanwijzingen op en bidt bij de bron tot Athene.

Als Nausikaä in haar kamer is, gaat Odysseus op weg. Pallas Athene, vermomd als een jong meisje, leidt hem door de stad. Hij betreedt het paleis en wordt toegelaten tot koning Alkinoös. Hij wordt gastvrij onthaald en vertelt van zevenjarige 'gevangenschap' bij de godin Kalypso op het eiland Ogygia en zijn tocht met het vlot. Tevens smeekt hij terug te mogen keren naar zijn vaderland; zijn gastheren blijven in het ongewisse over zijn naam en herkomst, want Odysseus maakt zich niet bekend. Alkinoös biedt hem een huis en zelfs zijn dochter aan, maar als Odysseus wil, zal hij hem helpen zijn vaderland te bereiken. Odysseus is opgelucht.

De volgende dag stelt Alkinoös tijdens een vergadering met de leiders van de Phaiaken voor een schip en bemanning uit te rusten die Odysseus naar huis kunnen brengen. Als de voorbereidingen voor de tocht gereed zijn, wordt er een feest gehouden. De blinde zanger Demodokos zingt een lied over de twist tussen de Griekse helden Odysseus en Achilles. Odysseus kan zijn tranen niet bedwingen, wat opgemerkt wordt. Na atletiekwedstrijden en meer zang en dans wordt Odysseus overladen met geschenken. 's Avonds zingt Demodokos wederom, ditmaal van het grote houten paard voor de muren van Troje. En weer laat Odysseus tranen vloeien. Nu dringt Alkinoös er bij Odysseus op aan zich bekend te maken en zijn land, volk en stad te noemen.

Eindelijk maakt Odysseus zich bekent. Hij vertelt de Phaiaken tevens van zijn vele omzwervingen. Nadat Odysseus en zijn makkers met hun twaalf schepen Troje verlaten hebben, plunderen zij de stad der Kikoniërs. Maar tijdens het overwinningsfeest op het strand worden zij door de overige bewoners aangevallen en na flinke verliezen moeten zij hals over kop vluchten. Door een zware storm raken zij na kaap Malea uit de koers en komen na negen dagen op het eiland van de Lotuseters terecht. Daar raken drie bemanningsleden verslaafd aan het eten van de lotusbloem; zij moeten met geweld meegenomen worden. Als ze het land der Cyclopen bereiken, worden Odysseus en enkele makkers gevangen genomen door de Cycloop Polyfemos, zoon van Poseidon. Nadat de eenogige enkele bemanningsleden heeft verorberd, weet Odysseus hem dronken te voeren en zijn oog uit te steken. Vastgebonden op de buik van Polyfemos' schapen ontsnappen ze uit de grot van de Cycloop. Polyfemos vervloekt Odysseus en vraagt Poseidon hem te wreken. Odysseus en zijn mannen varen de volgende morgen verder.

Zij bereiken het eiland van Aiolos, door Zeus aangesteld tot regeerder der winden. De manschappen verblijven een volle maand in zijn paleis. Als Odysseus vertrekt, krijgt hij van Aiolos een gesloten leren zak waarin de gierende stormen gestopt zijn. Aiolos laat een gunstige westenwind blazen en op de tiende dag doemen de velden van Ithaka op. Odysseus, die tot dat moment de schoten geen moment uit handen heeft gegeven, valt door vermoeidheid overmand in slaap. Zijn achterdochtige makkers vermoeden dat de leren zak een buit verbergt en maken hem open: een storm barst los en blaast de vloot terug naar het eiland van Aiolos, waar zij niet meer welkom zijn.

Daarna belanden zij in het land van de Laistrygonen, waar alle schepen, behalve dat van Odysseus, in de haven voor anker gaan. De Laistrygonen vallen de vloot aan en verpletteren deze met grote rotskeien; allen Odysseus' schip ontkomt. Odysseus bereikt nu Aia, het eiland van de godin Circe. Een groep verkenners wordt door haar in zwijnen veranderd. Odysseus besluit hen te bevrijden. Hij wordt ongevoelig gemaakt voor Circe's toverdrank door Hermes' wonderkruid en dwingt haar zijn makkers hun oude gedaante terug te geven. Zij blijven een vol jaar op haar eiland. Odysseus wordt de minnaar van Circe. Dan halen de bemanningsleden Odysseus over verder te reizen. Circe laat hen gaan, maar eerst moeten zij afdalen in de Hades om de schim van de blonde profeet Teiresias te raadplegen. Circe wijst hen de weg.

In de Hades voorspelt de profeet Teiresias Odysseus nog tal van rampen voordat hij zijn land zal bereiken. Hij voorziet de dood van de vrijers, maar daarna zal Odysseus nog verder zwerven en terechtkomen in een land waar de mensen de zee niet kennen en geen zout in hun eten doen. Odysseus ontmoet hierna nog vele schimmen, maar angstig vlucht hij uiteindelijk terug naar het rijk der levenden.

Odysseus en zijn mannen gaan weer terug naar Aia, waar Circe hen gastvrij onthaalt. Zij waarschuwt Odysseus voor alle gevaren die hem nog te wachten staan. Goed voorbereid gaan ze de volgende dag op reis.

Eerst worden ze geconfronteerd met de Sirenen, die voorbijvarende schepen met hun schone gezang op de klippen proberen te lokken. De bemanningsleden hebben was in hun oren en Odysseus is stevig vastgebonden aan de mast. De eerste beproeving wordt zonder leerscheuren doorstaan. Dan moeten ze door de nauwe zeestraat tussen het eiland van de goddelijke Charybdis, die het water met alles erin opslorpt, en de hoge rots van het veelkoppige monster Scylla, Scylla verslindt zes bemanningsleden. Vervolgens bereiken ze het eiland van de zonnegod Hyperion, waar vette runderen en schapen grazen. Een storm dwingt hen een maand op het eiland te verblijven. De voedselvoorraden raken uitgeput en ondanks de waarschuwing van Circe het vee geen haar te krenken slachten de bemanningsleden tijdens Odysseus' slaap een paar runderen. Zij doen zich zes dagen tegoed aan het vlees, waarna ze met rustig weer zee kiezen. Maar in volle zee versplintert een plotselinge onweersbui het schip. Alle bemanningsleden verdrinken, alleen Odysseus kan zich aan wat brokstukken vastklampen en spoelt na negen dagen aan op het eiland van de nimf Kalypso, die hem liefdevol opneemt.

Aldus het relaas van Odysseus over zijn omzwervingen.

De volgende avond vaart het schip de Phaiaken met Odysseus uit. De held valt in een diepe slaap en in één mystieke nacht bereiken ze Ithaka. Ze landen bij de Phorkysbaai, waar de grot der nimfen is. De bemanning zet de slapende Odysseus en zijn geschenken aan wal en vaart weg.

Odysseus wordt wakker, maar herkent door de ochtendnevel zijn land niet. Hij denkt dat de Phaiaken hem bedrogen hebben. Pallas Athene verschijnt aan hem in de gedaante van een schaapherder en vertelt hem dat dit rotsachtige land Ithaka heet. De wantrouwige Odysseus is nog niet overtuigd en verzint een verhaal over zijn tocht naar Ithaka. Pallas Athene maakt zich bekent, laat de nevel verdwijnen en toont Odysseus zijn land.

Odysseus is nu overtuigd en samen verbergen ze de geschenken in de grot der nimfen. Pallas Athene belooft Odysseus bijstand en beveelt hem eerst naar de varkenshoeder Eumaios te gaan en de thuiskomst van Telemachos af te wachten. Zij verandert Odysseus in een oude bedelaar en gaat naar Sparta om Telemachos terug te roepen.

Odysseus begeeft zich naar de boerderij van Eumaios, die zich op een hoogt bevindt en vandaar men een weids uitzicht heeft. Eumaios nodigt de bedelaar binnen en beklaagt zich over de vrijers die de bezittingen van zijn meester opeten. Hij vertelt dat die bezittingen enorm zijn. Eumaios vraagt de bedelaar wie hij is en hoe hij op Ithaka is beland. Odysseus wil zijn ware identiteit nog niet prijsgeven en vertelt een verzonnen verhaal over zijn tocht naar Ithaka. De bedelaar zegt dat Odysseus spoedig terug zal keren en is bereid daarover een weddenschap af te sluiten met de ongelovige varkenshoeder. Eumaios wil hier niets van weten.

In Sparta vertelt Pallas Athene Telemachos in zijn slaap dat de situatie op Ithaka zo ernstig is dat hij terug moet keren. Tegelijkertijd waarschuwt zij hem voor de hinderlaag van de vrijers en raadt hem aan met een wijde boog om de eilanden heen te varen. Bij het krieken van de dag spoedt Telemachos zich met paard en wagen terug naar Pylos, waar hij onmiddellijk scheep gaat. zijn tocht voert langs de kust tot voorbij Elis, waar hij de koers verlegt. Dank zij een gunstige wind bereikt hij de volgende morgen zijn bestemming. Het schip ankert voor de kust. Telemachos geeft zijn mannen opdracht naar de stad te roeien, en gaat zelf over land naar de varkenshoeder Eumaios.

Eenmaal bij de varkenshoeder aangekomen, herkent Telemachos zijn vader niet. Hij vraagt aan Eumaios waar de vreemdeling vandaan komt.

Als Eumaios naar de stad is gezonden om Penelope te laten weten dat haar zoon veilig is teruggekeerd, geeft Pallas Athene Odysseus weer zijn jeugdige kracht en uitstraling terug. Odysseus vertelt zijn zoon wie hij werkelijk is en beiden zijn ontroerd. Telemachos vraagt welke zeelui hem op Ithaka hebben afgezet. Vervolgens schetst Telemachos een beeld van de situatie in het paleis en geeft een overzicht van het aantal vrijers. Samen bespreken ze de tactiek waarmee ze de vrijers zullen overweldigen.

Inmiddels is het schip van Telemachos de haven van Ithaka binnen gevaren; een boodschapper stelt Penelope op de hoogte van Telemachos' thuiskomst. Als de vrijers hiervan horen, zijn ze verbijsterd. Zij besluiten hun makkers, die de hinderlaag gelegd hebben, te waarschuwen. Terwijl zij nog aan het overleggen zijn, vaart het schip van hun makkers reeds de haven binnen. Antinoös doet verslag van hun belevenissen. De vrijers besluiten het oordeel van de goden af te wachten alvorens verdere maatregelen te nemen en gaat het paleis weer in om verder te feesten.

Tegen de avond keert Eumaios terug in de boerenhoeve. Als Telemachos hem vraagt naar de situatie in de stad en het paleis, antwoordt hij dat hij geen zin had naar de stad af te dalen, maar wel een schip met wapens de haven zag binnenlopen.

De volgende ochtend gaat Telemachos naar de stad om zijn moeder van zijn tocht te vertellen en haar mee te delen dat Odysseus reeds in zijn geboorteland is. Later op de dag spoeden Odysseus , door Pallas Athene inmiddels weer als bedelaar vermomd, en de varkenshoeder zich via het rotspad naar het paleis. Ze passeren vlak buiten de stad een fontein.

In het paleis herkent niemand Odysseus, behalve zijn oude jachthond, Argos, die vervolgens sterft. Antinoös is woedend dat Eumaios een bedelaar heeft meegenomen en er ontstaat een ruzie. Odysseus houdt zich in en mijdt het gezelschap van Penelope. Eumaios keert terug naar zijn hoeve.

Odysseus raakt in een vuistgevecht met de bedelaar Iros, die hem als een concurrent beschouwt. Odysseus verslaat hem eenvoudig. Penelope begeeft zich onder de vrijers en zegt hen alleen als serieuze huwelijkskandidaten te beschouwen als ze haar geschenken brengen. De vrijers overladen haar met giften. Als de avond valt barst het feestgedruis weer los en Odysseus wordt herhaaldelijk beledigd. Als de vrijers verzadigd zijn, verlaten ze het paleis om te gaan slapen.

Odysseus blijft allen achter. Penelope komt hem opzoeken en vertelt van haar wederwaardigheden. Odysseus probeert haar te overtuigen dat hij haar echtgenoot gezien heeft en voorspelt zijn spoedige terugkeer. Penelope gelooft hem niet, maat staat hem toe in het paleis te overnachten. Nadat hij gewassen is, waarbij een oude dienares hem herkent, vertelt Penelope dat zij de volgende dag een wedstrijd met de boog van Odysseus zal houden. Diegene die wint, mag haar trouwen. Odysseus voorspelt haar dat haar echtgenoot aanwezig zal zijn.

De volgende morgen wordt voor het feest een aanzienlijke hoeveelheid vee aangevoerd, waarvan een deel door 'veerlui' van 'de overkant' is gebracht. Als het festijn een aanvang neemt, mag Odysseus bij Telemachos aanzitten, ondanks de woede van de vrijers over de aanwezigheid van de bedelaar. Odysseus wordt nogmaals beledigd en de spanning in het paleis neemt duidelijk toe. Op hetzelfde ogenblik is in de stad een feest ter ere van Apollo aan de gang.

Penelope brengt d boog van Odysseus naar de grote paleiszaal en nodigt de vrijers uit tot de wedstrijd. Eerst probeert Telemachos de boog te spannen, daarna de vrijers, maar geen van allen slaagt. Odysseus maakt zich intussen bekend aan Eumaios en de geitenhoeder Philoitios en betrekt hen in het complot. Hij keert vervolgens terug naar de paleiszaal en deelt mee ook een poging te willen ondernemen. Telemachos zegt zijn moeder dat hij het recht heeft te bepalen wie de boog mag hanteren. Odysseus grijpt de boog en tot ontsteltenis van de vrijers spant hij de boog en schiet de pijlen door alle neergezette bijlen heen. Telemachos stelt zich naast zijn vader op, gereed voor de strijd.

Na Antinoös een pijl door de keel te hebben geschoten, maakt Odysseus zich aan de vrijers bekend. Het gevecht ontbrandt en al snel zijn de belangrijkste vrijers gedood. In een hevige strijd volgen de anderen. Niemand wordt gespaard, ook de ontrouwe dienaressen niet, die bijeengedreven worden in een ruimte en allen worden opgehangen. Als de vijanden gedood zijn, laat Odysseus zijn paleis van alle smetten ontdoen. In de stad weet nog niemand van de slachtpartij af.

Penelope krijgt van haar oude dienares te horen dat Odysseus teruggekeerd is en alle vrijers gedood heeft. Zij gelooft haar niet. Het kost ook Odysseus moeite haar te overtuigen. Maar uiteindelijk door zijn 'herkenning' van het oude echtelijk bed gelooft ze hem, en de beide echtelieden zijn weer herenigd. Odysseus vertelt Penelope van zijn avonturen en ook van de voorspelling van de schim van de ziener Teiresias.

De volgende ochtend gebiedt Odysseus zijn vrouw zich op haar kamer schuil te houden, want het gerucht van de slachting zal zich weldra over de stad verspreiden. Hijzelf trekt zich samen met Telemachos en de beide herders terug op de boerderij van zijn vader Laërtes.

De geesten van de vrijers zijn inmiddels in de Hades aangekomen. Daar vertelt Amphimedon aan de schim van Agamemnon het verhaal van Penelope en de thuiskomst van Telemachos.

Odysseus treft zijn vader werkend op zijn land aan. Eerst verhult hij zijn ware identiteit. Dan vertelt hij wie hij werkelijk is, en zijn vader wordt door emoties overmand. Als hij bijgekomen is, vertelt Laërtes dat hij bang is dat de mannen van Ithaka hulp zullen halen in de Kephalenische steden. In de hoeve zegt Laërtes dat hij wilde dat hij weer zo machtig was als vroeger.

De ontreddering in de stad is groot: ontreddering over de slachting onder de vrijers, maar ook over de zekerheid dat Odysseus de enige overlevende is van de Ithakiërs die ten strijde trokken tegen Troje. De bevolking verzamelt zich op de vergaderplaats. Eupeithes, vader van Antinoös, roept allen op om de doden te wreken. De helft van de aanwezigen gaat met hem mee naar het landgoed van Laërtes. Als beide partijen oog in oog met elkaar staan, doodt Laërtes' speer Eupeithes. Maar voordat verder bloedvergieten plaatsvindt, maakt Zeus een einde aan de strijd. Het laatste slachtoffer is gevallen en de vrede keert weer.



In dit hoofdstuk volg ik, samen met enkele moderne Odyssee onderzoekers, de tocht van Odysseus en zijn bemanning. Deze onderzoekers zijn: Samuel Butler, Victor Bérard, Erich lessing en Ernle Bradford. Met hun meningen over de verblijfplaatsen van Odysseus probeer ik een beeld te geven van de geografische kenmerken van de gebieden.

HET LAND DER LOTOFAGEN

De eerste rustplaats voor Odysseus was bij het volk dat zich met bloemen voedt. Strabo zoekt dit land van de Lotofagen ten hoogte van het eiland Djerba. Deze bewering werd onderzocht door Bradford, volgens hem zou Odysseus' schip bij gunstige oostenwind in negen dagen en negen nachten (zo is het door Homerus vermeldt) zeshonderdachtenveertig mijl hebben kunnen afleggen. Djerba ligt zo'n zeshonderd vijftig mijl verwijderd van het punt waarvan Odysseus vertrok.

De bloemen waarmee het volk der Lotofagen zich voedt had een verslavende werking op enkele bemanningsleden van de vloot. Een plant die wij nu kennen die een soort gelijk effect heeft, is de hasjiesj.

Deze plant ontwikkelt zich het best bij warm en vochtig weer, en aangezien Homerus aangaf dat het bij de Lotofagen 'drukkend' warm was, is het klimaat een tweede gelijkenis met het eilandje Djerba. Op dit punt hoeft natuurlijk niet alleen Djerba in aanmerking te komen.

HET EILANDJE EN POLYFEMOS

Op zijn tocht verder, belandt hij in het 'Land der Rondogen', bij de Cycloop Polyfemos.

Samuel Butler zoekt de grot van Polyfemos op de westkust van Sicilië, aan de voet van de berg Eryx. Tegenwoordig is de grot een toeristische trekpleister voor Sicilië geworden en staat hij bekend als de grot van Polyfemos. De reden waarom de meeste archeologen het land van de Cyclopen op Sicilië zoeken, is dat Sicilië niet zover van Djerba ligt en logischerwijs het eerste punt is, wat Odysseus op zijn tocht verder aandoet.

Volgens Bradford is er slechts één punt op Sicilië dat aan de beschrijving in de Odyssee voldoet. Homerus schrijft dat Odysseus, voordat hij naar het eiland van Polyfemos overstak, op een klein en bosrijk eiland aanlegden, waarop geiten en schapen graasden. De haven van dit eiland had een veilige haven, d.w.z. dat de schepen onverankerd op het strand kon laten liggen, zonder dat de vloed er vat op kreeg.

Dit is het eiland Favignana, dat op vier mijl van de westkust van Sicilië ligt en een veilige haven bezit. In de klassieke tijd was dit eiland bekend onder de naam: Aigousa, wat 'geiteneiland' betekent.

Victor Bérard beweerde dat men het land van de Cyclopen niet op Sicilië moest zoeken, maar in een andere streek van Zuid-Italië, namelijk de Golf van Napels. Natuurlijk was er bezwaar van zijn tegenstanders tegen zijn bewering. Zij beweerden dat de Golf van Napels veel te ver van Djerba af ligt en dat het onmogelijk was dat Odysseus om Sicilië heeft kunnen varen zonder het op te merken, maar Bérard was ervan overtuigd dat hij het goede land had teruggevonden.

Het is een van de merkwaardigste landschappen van het Middellands Zeegebied. Voor deze streek nu ligt een eiland, Nisida, waarvan de naam is afgeleid van een Grieks woord, dat 'klein eiland' betekent. Een eiland wat daar vlakbij ligt, is het eilandje Capri, wat 'geiteneiland' betekent. Aannemelijk is dat Homerus van deze twee namen gebruik maakte en dat de dichter er van twee een heeft gemaakt. Nisida is de top van een vulkaan die uit zee oprijst. Het water heeft van een kleine inham gezorgd, dit is één van de veiligste havens van de Middellandse Zee. Tegenover Nisida bevindt zich een grot, waarvan de vorm nog in de kleinste details met die uit de Odyssee overeenstemt.

De krater van de vulkaan zorgt voor een voortreffelijk decor voor het wreedste stuk uit de Odyssee en de beschrijvingen zullen de verschrikkingen van dit oord uitvoerig verteld hebben. Ook tegenwoordig wordt de lucht nog verduisterd door uit de krater opstijgende dampen. Wellicht is de krater de oorsprong van de nevel, waaraan Butler en Bradford zoveel waarde hechtten.

HET EILAND VAN AIOLOS

Het eiland van Aiolos was Odysseus' tweede ankerplaats op de westelijke zeeën. Al in de vroege oudheid werden de Liparische eilanden als de woonplaats van Aiolos beschouwt. Bradford situeert het eiland van Aiolos (vorst van de winden) veraf, in volle zee tegenover Sicilië, op het eiland Ustica.'Het ligt precies op de terugweg van Odysseus en alle winden van de Middellandse Zee komen daar samen.'

Sinds kort is er nieuw argument bijgekomen die de stelling ondersteunt, dat het eiland Stromboli de woning van Aiolos herbergt: in 1949 heeft men op Stromboli scherven ontdekt, die toebehoren aan de Mykeense periode. Het was de eerste keer dat men op een van de, mogelijke, landingsplaatsen van Odysseus in de westelijke zeeën sporen van Grieken uit de zevende eeuw v. Chr. vond.

BIJ DE LAISTRYGONEN

Deze episode volgt kort op de geschiedenis van Polyfemos, die andere reusachtige kannibaal, zonder dat het eigenlijk iets nieuws brengt. Toch heeft dit stuk de Homerus-onderzoekers zeker bezig gehouden, want niets heeft zoveel discussies veroorzaakt als de pogingen het land van de Laistrygonen te lokaliseren.

Als voorbeeld geef ik hierbij vier theorieën:

1. Telepylos (zo noemde Homerus de stad van de Laistrygonen) zou Leontini op de oostkust van Sicilië zijn. Dit is de mening van de oudste Grieken. Leontini ligt echter acht kilometer van zee en heeft nooit een haven gehad. Ook beantwoordt op de gehele kust in de buurt geen enkele haven aan de beschrijving in de Odyssee.

2. Telepylos zou Formia zijn aan de Golf van Gatea in West-Italië. Dit was de mening van Cicero en Horatius. Maar de haven van Formia is, evenals die van Gatea, kunstmatig; in dit gehele kustgebied is ook geen andere haven, die met de Homerische beschrijving overeenkomt.

3. Telepylos zou Porto Pozzo zijn op de kust van Sardinië bij de zeestraat, die Sardinië van Corsica scheidt. Dit is de opvatting van Victor Bérard. Porto Rozzo is een smalle, diepe inham, die wel niet precies overeenkomt met Homerus' beschrijving, maar waaraan Bérard de voorkeur heeft gegeven op grond van filologische overwegingen. De kaap die ervoor ligt, heet namelijk, omdat hij vanuit zee gezien op een beer lijkt, Capo dell'Orso, terwijl er bij Homerus sprake is van een berenbron in het land van de Laistrygonen. Bovendien is daar een rots, tegenwoordig Roccia Colombo genaamd en vroeger Lais Trygonie, waarop de zeelieden zich altijd oriënteren als zij temidden van de wirwar van granietstenenkappen de toegang zoeken tot Porto Rozzo. De naam Lais Trygonie lijkt wel veel op die der Laistrygonen.

4. Telepylos zou Kaap Bonifacio op de zuidpunt van Corsica zijn, aan de andere kant van de zeestraat. Ditmaal komt het uiterlijk van de haven nauwkeurig overeen met de beschrijving die Homerus geeft.

BIJ DE TOVENARES CIRCE

'Omringd door moerassen en zee, zou de Monte Circeo voor een eiland kunnen doorgaan,'schrijft Strabo. Sinds tijden weet men dat de Monte Circeo, een berg aan de Italiaanse kust tussen Rome en Napels de plaats is, waar de episode met Circe zich moet hebben afgespeeld.

Het kruid dat Hermes aan Odysseus gaf om Circes toverkunsten af te zweren, 'was een zwarte plant, met een melkwitte bloem,'aldus Homerus. Bij de Monte Circeo vindt Erich Lessing een zwarte, zeldzame en giftige plant. Deze plant wordt door wetenschappers in verband gebracht met de plant uit de Odyssee.

Bérard lokaliseert de woning van de tovenares heel nauwkeurig in een dal, genaamd Val San Benedetto, aan de voet van de Monte Lepini, de laatste uitloper van de Apennijnen.

De Val San Benedetto is echter tamelijk ver verwijderd van de Monte Circeo en daarom gaf Erich Lessing er de voorkeur aan om de woning van Circe aan de voet van de berg te zoeken.

Er hebben zich nog weinig archeologen met dit gebied beziggehouden, maar ze kwamen allemaal enigszins tot dezelfde conclusie: hier woonde de godin uit de Odyssee, de tovenares Circe.

IN HET DODENRIJK

De reis van het eiland van Circe naar de onderwereld duurde slechts één dag. Hieruit kan men opmaken dat de ingang van de onderwereld op ongeveer veertig zeemijlen (de afstand het schip van Odysseus in het gunstigste geval in één dag kon afleggen) van de Monte Circeo gezocht moet worden. Om deze reden volgt Strabo de aanwijzingen van de geschiedschrijver Eforos en plaatsen de Hades van Odysseus bij het Meer van Averno, dat dichtbij de Flegraeische velden ligt.

Toch is het niet zo eenvoudig om te bepalen waar de Hades (zo wordt de onderwereld in de Odyssee genoemd) in werkelijkheid ligt. In de oudheid kende men een groot aantal ingangen van de onderwereld. De beroemdste daarvan bevinden zich op het zuidelijkste puntje van Griekenland, Kaap Tainaron. Een andere, bij Enna op Sicilië, gold eveneens als zeer belangrijk.

Als men het meer van Averno beschouwt als de toegang tot de Hades van Odysseus, bevestigt men hiermee dat Homerus zijn beschrijving uit twee bronnen haalde. De traditie van de Achaiers die de samenvloeiing van twee rivieren, de Styx en de Acharon, in het Meer van Averno beschreef. Een legendarisch oord dat Homerus misschien zelf heeft bezocht. De volgende bron bestond uit werken van wetenschappers van vóór Homerus, waarin een beschrijving van de geheimzinnige streek van het Meer van Averno stond. Homerus zou dan aan deze werken aanvullende elementen hebben toegevoegd.

In tegenstelling tot Circe, Kalypso en Polyfemos was de Hades bekend bij het publiek.

DE SIRENEN, SCYLLA EN CHARYBDIS

Het eerste gevaar wat Odysseus tegen kwam, waren de Sirenen. Deze 'vrouwen', die de schepen met hun gezang op de klippen loodsten, woonden op het Italiaanse eilandje Capri. Volgens o.a. Bérard klopt dit, omdat de stroom langs de Italiaanse kust hem zeker bij het eilandje Capri moeten hebben gebracht. Daarna ging hij door de Straat van Messina waar twee klippen hem bedreigden, waar Scylla en de goddelijke Charybdis gezocht moeten worden. Alle onderzoekers hebben deze op hetzelfde punt gezocht, aan weerskanten van de Straat van Messina. Alleen noemt Homerus Charybdis ten onrechte een klip, want het is eigenlijk een maalstroom. Een maalstroom is een punt waar twee stromen elkaar botsten, zo ontstond er een draaikolk. De draaikolk verklaart het episode van Charybdis dat Charybdis het water met alles erin opslorpte. Deze draaikolk ontstaat door het binnendringen van de Tyrrheense zee in de Ionische zee.

De rots waarop Scylla gevestigd was, is tegenwoordig veel minder hoog dan in de beschrijving van Homerus. Dit is te wijten aan de erosie als gevolg van de golven die tegen de rotsen te pletter sloegen. Het veelkoppige monster Scylla, die zes bemanningsleden opat is door Homerus heel nauwkeurig beschreven. Daardoor kwamen de meeste onderzoekers tot de conclusie dat Scylla heel goed een zeekat geweest kon zijn.

Het verhaal van Scylla en Charybdis is misschien wel het meest menselijke gedeelte van de Odyssee, ook het enige waarvan de plaats waar het zich afspeelt door niemand wordt bestwist. De meningen lopen tenminste niet uiteen: Charybdis is een vorm van natuurgeweld en de bestaat evengoed als Scylla, die veel weg heeft van een zeekat.

DE RUNDEREN VAN DE ZONNEGOD

Na de gevaren van Scylla en Charybdis getrotseerd te hebben, belandde Odysseus door een storm bij het eiland van Hyperion , de zonnegod. Op de weiden van dit eiland graasden schapen en vette runderen.

Bérard zocht deze weiden van Messina zelf, waarvan de haven door een lange, natuurlijke, sikkelvormige dam wordt beschermd. Bradford heeft een andere theorie, namelijk dat Taormina het eiland van Hyperion geweest moest zijn. Hij wijst erop dat de oude naam van het huidige Taormina, dat zesentwintig zeemijlen van Messina afligt, 'Tauromenion' is, en tauros betekent stier. Aannemelijk is dat er vroeger in Taormina grote kudden waren.

Nog steeds is niet duidelijk wie van deze twee gelijk had. In ieder geval graasden de kudden van de Zonnegod ergens op de kust van Sicilië of Calabrië, heel dicht bij de zeestraat van Messina.

DE NIMF KALYPSO

Als het schip van Odysseus door de bliksem is vernietigd, blijkt alleen Odysseus nog te leven. Op een geïmproviseerd vlot van wrakstukken drijft hij aan bij het eiland van de godin Kalypso.

De Grieken uit de klassieke periode wisten al niet meer waar het eiland van Kalypso lag. Zij meenden in de wateren van Italië, bij de Golf van Tarente. Het denkbeeld van Bradford was het eiland Malta. Inderdaad beantwoordt de ligging van Malta aan de aanwijzingen die Homerus geeft.

Bérard heeft een hele andere theorie. Hij beweert dat de Straat van Gibraltar aan de eisen van de Odyssee voldoet. Bérard heeft daar in 1912 bepaalde situaties gevonden die in veel opzichten met de beschrijving van Homerus kloppen. Ook de grot van Kalypso met de bronnen, die alle vier aan de voet van de rots ontspringen.

Odysseus heeft hier de langste tijd van zijn zwerftochten doorgebracht, hij bleef er zo'n zeven jaar. Tenslotte verschaft Kalypso hem op aandrang van Hermes, de boodschapper, een vlot om terug te keren.

HET PHAIAKENLAND VAN NAUSIKAÄ

Odysseus reist zeventien dagen. Onderweg wordt zijn schip door Poseidon, de zeegod, door middel van een typhoon verbrijzelt. Hij drijft aan op het eiland van de Phaiaken.

De eerste beschrijving van het land van de Phaiaken klopt volledig met de westkust van Korfu, een steile verbrokkelde rotskust. Alle oude en moderne onderzoekers hebben dit erkend. Bovendien noemen alle verhalen over het eiland, het net als Homerus, Scheria. Dat volgens Bradford 'steile kust' betekent.

Enkele moderne onderzoekers zijn het niet eens over de plaatsen van het eiland, waarop Homerus' beschrijving slaat. Enkelen ontkennen zelfs dat bestaande plaatsen zijn beschreven en houden de beschrijving van Homerus voor pure fantasie. Alleen Bradford en Bérard zijn het met elkaar eens en wijzen een riviermonding aan als het punt waar Odysseus aan wal kwam. Volgens hen is dit de Baai van Ermones.

Of het nu goden zijn of niet, alles wat met de Phaiaken samenhangt, heeft te maken met de zee. Homerus zegt dat zij een volk zijn, dat niets liever doet dan over de zeeën te 'snellen'. Daarom hecht Bérard zoveel waarde aan een rots, die ten noordwesten van Korfu in zee ligt en tegenwoordig Karavi (boot) heet. Dit eilandje zou het snelvarende schip van de Phaiaken zijn, dat door Poseidon in steen was veranderd nadat zij Odysseus in één nacht naar Ithaka hadden teruggebracht.'Als het schip van de Phaiaken nadert, verander het dan in een steenklomp, zodat allen zich verbazen, maar verwoest hun stad niet', had Zeus tegen Poseidon gezegd.

Bérard dacht, waar het schip is, moet ook de stad zijn. Hij zocht de stad van de Phaiaken op een punt, vanwaar men het eilandje kon zien. Dat is hem niet gelukt, daarom zag hij zich genoodzaakt de stad een behoorlijk stuk verder te lokaliseren, in Palaio Castrizza, een kaap met twee kleine inhammen aan weerszijden, die overeenkomen met de twee havens van de stad van Alkinoös, waarvan Homerus spreekt.

Helaas is hier echter geen spoor van een overblijfsel te vinden van een vroegere stad, hoewel men alleen uit de beschrijving van Alkinoös' paleis al een indruk krijgt wat voor stad dat geweest moet zijn:

'Want op de hoge daken van het huis
Lag een soort glans, 't leek van de zon of maan;
En bronzen muren liepen links en rechts,
Een kroonlijst dragende van blauw lazuursteen,
Tot achter in de zaal, vanaf de drempel;
Deuren van goud sloten de woning af,
Met zilveren posten in de bronzen drempel.'

Alleen al dit citaat wekt twijfel aan het feit of de Phaiaken echt bestaan hebben. De opvatting van Erich Lessing is; dat het paleis de verblijfplaats van mythische wezens geweest zou kunnen zijn.

Bradford meent op grond van plaatselijke overlevering de stad te vinden in Garitsa, een voorstadje van het huidige Korfu. Voor Garitsa ligt inderdaad eveneens een rots, die de vorm van een versteend schip heeft en nog tegenwoordig 'Eiland van Odysseus' genoemd wordt. Maar de moerassige plassen rondom Garitsa kunnen nooit als havens gediend hebben.

ITHAKA

Sinds meer dan drieduizend jaar draagt een Grieks eiland de naam Ithaka en de natuurlijke gesteldheid ervan komt precies overeen met het vaderland van Odysseus, zoals het door Homerus wordt beschreven.

Het huidige Ithaka (Thiaki) is vierentwintig kilometer lang en zeseneenhalve kilometer breed. Een rotsachtige landengte van ongeveer een kilometer breed (Noriton) verdeelt het eiland in twee bergmassieven, door Homerus Neion en Neritos genoemd.

De Leukas-theorie werd bevestigt door opgravingen, die op Leukas bouwvallen en graven uit de Mykeense tijd hebben blootgelegd (Leukas-theorie wordt in een volgend hoofdstuk verder behandeld). Sindsdien heeft men ook op Ithaka Mykeense sporen ontdekt en meer dan op Leukas, waarmee de stelling van Dörpfeld, enigszins, weerlegt is.

Op de berg Aiëtos op Ithaka zijn de resten van een kleine akropolis gevonden, die tegenwoordig nog wordt aangeduid als het kasteel van Odysseus.

Maar nog altijd zoekt men naar het huis van Odysseus met zijn haarden, zuilen en intieme heiligdom.

Odysseus wordt door de Phaiaken in een veilige haven afgezet, waar ook de grot der nimfen zich bevindt. De haven moet de Baai van Forkys zijn, waarachter de huidige hoofdstad ligt, maar de grot van de nimfen is niet zo dichtbij als uit de tekst van de Odyssee valt op te maken. Samen met Pallas Athene verbergt hij de geschenken van de Phaiaken in de grot.

Nadat zijn schatten in de grot van de nimfen in veiligheid waren gebracht, werd hij veranderd in een grijsaard. Hij liet de haven achter zich en ging op weg naar de varkenshouder Eumaios. Onderweg komt hij langs een bron, die de beroemde Arethoesabron behoort te zijn. Volgens Bérard zou deze bron vreemde zeelieden van water hebben voorzien. Het vreemde is dat deze bron tamelijk ver van de kust verwijderd is.

Telemachos stuurt Eumaios naar de stad en deze heeft een hele dag nodig voor de heen- en terugreis over een ruw rotspad. Zoals eerder gezegd bestaat Ithaka uit twee bergmassieven, Neion en Neritos. Deze zijn door een ruw rostpad verbonden. Door de lange duur van de tocht van Eumaios bestaat er een kans, dat de varkensfokkerij op Neion lag en de stad van Odysseus op Neritos.

Drie andere punten zijn met zekerheid geïdentificeerd:

1. Het eiland Asteris, waar de vrijers in een hinderlaag gingen liggen om Telemachos te doden.

2. Het landgoed van Laërtes aan de Baai van Afalais in het uiterste noorden van het eiland, het is ook tegenwoordig nog het vriendelijkste en vruchtbaarste gebied.

3. De haven waar Athene Telemachos aanraadt te landen om de hinderlaag van de vrijers te ontlopen: Port Andreas op de zuidpunt van Ithaka.

Ondanks archeologische onderzoekingen heeft de stad tot op heden zijn ligging nog niet prijsgegeven. Indien Homerus het zelf heeft bezocht - wat onwaarschijnlijk is, omdat Homerus op de Griekse westkust van Klein-Azië gewoond heeft - kan men zich voorstellen dat zelfs hij geen sporen van Odysseus' woning heeft gevonden. Reeds vijf eeuwen eerder moest deze door vuur verwoest zijn. Hier bevindt zich wellicht de belangrijkste door Archeologen ontdekte plaats, die bewijst dat de Odyssee geen sprookje is.



Sinds de klassieke oudheid strijden Homerus-kenners over de vraag, waar de held Odysseus heeft gewoond en waar zijn rijk lag. Onder hen bevinden zich archeologen, filologen, geografen, maar ook beroepsmilitairen en zakenmensen en zelfs een minister-president.

Op het eerste gezicht lijkt de oplossing van dit vraagstuk heel eenvoudig. Homerus zelf zegt immers dat Odysseus afkomstig is uit Ithaka en Ithaka maakte deel uit van een eilandengroep samen met Doulichion, Samos en Zakynthos. Tegenwoordig heten deze eilanden: Leukas (of Lefkas), Thiaki (of Ithaka), Kephalinië en Zakynthos. De eilandengroep raakte, nadat Homerus erover had geschreven, gedurende eeuwen in de vergetelheid.

In de Odyssee somt Homerus een aantal landschapskenmerken op en ook noemt hij een paar bijzondere plaatsen. De stad Ithaka wordt aangeduid met zijn haven en het paleis van Odysseus. De stad ligt aan de voet van de berg Neion. Buiten de stad ligt een andere haven. Het gehele gebied wordt gedomineerd door een hooggebergte, de Noriton. Tussen Ithaka en Samos ligt het eilandje Asteris.

Ondanks al deze aanwijzingen heersen er over de plaats van het Homerische Ithaka en de omliggende eilanden al meer dan tweeduizend jaar onzekerheid.

In de nu volgende alinea's zal ik van verschillende personen (geografen, archeologen, enz.) hun theorieën over de situering van Ithaka en de omliggende eilanden beschrijven.

ONDERZOEK TOT DE EERSTE WERELDOORLOG

Een van de bekendste geografen in de oudheid is de Griek Strabo. Hij werd omstreeks 65-64 v Chr. geboren. Strabo gaat er zonder meer vanuit dat Thiaki het Homerische Ithaka is. Op grond van de ligging van de eilanden beredeneert Strabo dat Kephalinë Samos moet zijn, omdat het aan de andere zijde van de zeestraat ligt, die volgens Homerus Ithaka van Samos scheidt. Het eiland Zakynthos komt vervolgens uitstekend met het huidige Zakynthos overeen.

Alleen slaagt Strabo er niet in Doulichion te plaatsen, want volgens hem was Leukas ten tijde van Homerus geen eiland, maar verbonden met het vasteland. Homerus noemde Leukas ook als kust van het vasteland. Aangezien Leukas dus niet als vierde eiland in aanmerking komt, moet Strabo een oplossing voor de lokatie van Doulichion vinden. Hij beredeneert dan dat Doulichion een van de Echinaden (een aantal kleine eilanden voor de Griekse kust) moet zijn. Daarbij verwaarloost hij het feit dat Doulichion door Homerus als het grootste eiland van de groep wordt aangemerkt.

Ook andere schrijvers in de Oudheid hebben geen zekerheid kunnen verschaffen over de ligging van de vier Homerische eilanden. Vooral Doulichion leverde problemen op. Velen identificeerden Doulichion met het eiland Kephalinië.

Na de val van het Romeinse rijk hoort men duizend jaren nauwelijks iets over het Homerische Ithaka. Pas in de zeventiende eeuw ontstond er weer interesse voor de Homerische achtergrond van de eilanden.

In de negentiende eeuw ontstaat in de westelijke wereld een ware opleving van de belangstelling voor Homerus. De Engelsman sir William Gell is de eerste onderzoeker die het huidige Ithaka bezoekt. Hij maakt kaarten van het eiland en geeft een uitvoerige beschrijving van alle plaatsen die, naar zijn mening, door Homerus genoemd worden. In zijn gepubliceerde reisverhalen vertelt Gell dat Ithaka precies dezelfde landschapskenmerken toont als het Ithaka ten tijde van Homerus. Op de oostkust van Kephalinië, plaatst hij Samos. William Gell slaagt er eveneens niet in om Doulichion te vinden. Hij overweegt dat het wellicht een van de noordelijker gelegen eilanden Kalamos of Meganisi zou kunnen zijn, hierbij sluit hij niet uit dat de westkust van Kephalinië het gezochte land is.

De reisgenoot van Gell was Edward Dodwell, hij was het op sommige punten oneens met Gell over de Homerische eilanden. Dodwell is van mening dat Doulichion ten oosten van Ithaka gezocht moet worden. Maar volgens Dodwell is Doulichion inmiddels door een aardbeving ten onder gegaan en ligt nu onder de zeespiegel. Meer geologisch onderzoek heeft dit nooit kunnen bevestigen.

Recht tegenover de ontdekkingen van Gell staan de beweringen van de Duitse filoloog Rudolf Hercher. Hij beweerde dat de gebeurtenissen in de Trojaanse oorlog, de beschrijving van de stad zelf en van andere plaatsen in de Ilias en de Odyssee mythen waren, verzonnen door één of meerdere dichters.

Volgens Hercher staan tussen het Ithaka van Homerus en de werkelijkheid een groot aantal tegenstellingen, die niet weg te redeneren zijn.

Hercher beweert dus dat de dichter op een bepaald ogenblik een paar namen voor de achtergrond van zijn verhaal nodig had en toen onder andere Ithaka en Neriton heeft gekozen. Want elke poging om het Homerische Ithaka door middel van landkaarten te plaatsen, is alleen maar tot mislukken gedoemd, aldus Hercher.

Het duurt lang voordat de eerste geleerden het tegen de mening van Hercher durven opnemen. Het is de Duitse geograaf Joseph Partsch die als eerste wetenschapper fouten in de redenering aan de kaak stelt. Partsch is geen aanhanger van de theorie van Hercher en de zijnen, die de gehele Ilias en Odyssee als mythe en fantasie bestempelen. Hij gelooft daarentegen dat Homerus een reële topografische beschrijving gaf van alle plaatsen. Mede door zijn boeken raakte men er weer van overtuigd dat het huidige Ithaka ook het Homerische Ithaka was.

De volgende persoon die ik wil behandelen op zijn zoektocht naar Ithaka is Wilhelm Dörpfeld. De eerste theorie van Dörpfeld is dat het huidige Ithaka ook het Ithaka van Homerus is. Maar bij uitgebreide studie op het eiland Ithaka blijkt dat dit niet het geval is. Daarna wijst hij Leukas aan als mogelijk initiatief voor het Homerische Ithaka. Dörpfeld gebruikt onder meer de volgende argumenten voor zijn Leukas-theorie:

1. Volgens Homerus is Ithaka het meest noordwestelijk eiland van de eilandengroep. Daar voldoet Ithaka niet aan, Leukas ligt echter wel in die positie. Hij bestrijdt hiermee ook het idee van Strabo dat Leukas aan het vasteland verbonden zou zijn.

2.Homerus schrijft dat Ithaka van verre zichtbaar is. Leukas voldoet aan deze omschrijving. Dit geldt niet voor Ithaka, dat in de schaduw van Kephalinië ligt.

Er zijn felle tegenstanders te vinden van de stelling van Dörpfeld. De belangrijkste onder hen is de Fransman Victor Bérard. Hij doet vele opgravingen in heel Griekenland, de resultaten van deze opgravingen publiceert hij en daarin verklaart hij dat hij een voorstander is van de klassieke gedachte dat het huidige Ithaka de woonplaats van Odysseus is. De verklaring voor het feit dat Ithaka niet in het noordwesten van de eilandengroep ligt (Leukas), maar ten oosten van Kephalinië, zoekt Bérard in de dichterlijke vrijheid en onbekendheid van Homerus met de geografie van de eilanden. Kephalinië is volgens Bérard het Homerische Samos. Het noordelijker gelegen eiland Meganisi is volgens hem Doulichion, wegens de langgerekte vorm. Hij verwaarloost daarbij het feit, dat Homerus Doulichion ten zuiden van Ithaka situeert. Over de Homerische stad Ithaka heeft Bérard geen twijfels. Deze ligt volgens hem bij de baai van Polis.

Samenvattend kunnen we nu zeggen, dat aan het begin van de eerste wereldoorlog er drie hoofdstromingen te onderscheiden zijn:

1. Ithaka (Thiaki) is het Homerische Ithaka. O.a. Strabo, Gell en Partsch

2. De Odyssee is een mythe. O.a. Hercher

3. Leukas is het Homerische Ithaka. O.a. Dörpfeld.

ONDERZOEK TIJDENS HET INTERBELLUM

De eerste wereldoorlog maakt een eind aan vele onderzoekingen en opgravingen. In de loop van de jaren twintig kwamen de internationale archeologische onderzoeken weer op gang.

Het nieuwe nieuws komt uit Duitsland, Johann Leutz-Spitta. Deze beweert dat het eiland Korfu in alle opzichten overeenkomt met het Homerische Ithaka. Deze revolutionaire gedachte wordt door Dörpfeld als een wilde theorie bestempelt. Maar in een medestander ziet Leutz de geograaf Richard Henning. Deze stelt vast dat Korfu niet het Scheria der Phaiaken kan zijn, omdat Homerus dit land in het uiterste westen aan de rand van de bekende wereld neerlegt. Scheria is voor de Grieken onbekend, terwijl Korfu recht voor de kust ligt. En dus komt Korfu in aanmerking voor Ithaka. Henning geeft nog een aantal argumenten voor zijn stelling:

- Korfu ligt van alle Ionische eilanden het verst in zee naar het westen toe.

- Korfu is het vruchtbaarste eiland.

- Korfu kende in de Oudheid geen vlakten. De bergen zijn er bebost.

Het feit dat Korfu op meer dan honderd vijftig kilometer van de andere eilanden ligt is volgens Henning geen bezwaar. Hij stelt dat Kephalinië Doulichion is en dat Samos Ithaka of Leukas moet zijn. Hij maakt bewust geen keuze uit de laatste twee. Zijn theorie komt wel in tegenspraak met het feit dat Homerus spreekt van één gebied van vlakbij elkaar gelegen eilanden.

De Korfu- theorie krijgt, evenals de Leukas-theorie, veel kritiek en weinig steun.

Omstreeks 1930 startte de Engelse Archeoloog James Baron Rennel of Rodd een zoektocht naar het Homerische Ithaka. Dit zou de uitgebreidste en duurste onderzoek naar het Homerische Ithaka worden. In 1927 verschijnt zij bekendste werk, "Homer's Ithaca". Hierin toont hij zich een aanhanger van de klassieke theorie dat het huidige Ithaka het Homerische Ithaka is. Rennel of Rodd, die de Ionische eilanden goed kent, gelooft dat de beschrijving in de Odyssee van Ithaka zeer goed past bij de kenmerken van het huidige Ithaka. Hij is van mening dat nieuwe uitgebreidere opgravingen meer relevante gegevens zouden moeten opleveren. Van 1930 tot en met 1934 werd er weer intensief op Ithaka gezocht naar overblijfselen van onder andere het paleis van Odysseus of naar andere overblijfselen, die erop duiden dat daar de woonplaats van Odysseus geweest moest zijn. De resultaten zijn mager, toch concludeert Rennel of Rodd dat opnieuw dat Ithaka het Homerische Ithaka moet zijn.

Dörpfeld keert in 1921 weer terug naar Leukas. Hij zet zijn onderzoekingen voort en brengt opnieuw een verslag uit over zijn bevindingen. Hierin beweert hij dat het Ithaka-vraagstuk opgelost is. Volgens hem is Leukas zonder twijfel oud-Ithaka. Zijn theorie vind weer geen erkenning.

ONDERZOEK NA DE TWEEDE WERELDOORLOG

De tweede wereldoorlog brengt het wetenschappelijk werk op dit gebied weer tot het minimum terug.

De Engelse Lorimer komt met een theorie dat de Odyssee eigenlijk twee verschillende verhalen en mythen bevat die in elkaar zijn gevlochten. Elk van deze heeft een eigen tijd en een eigen gebied als achtergrond, de een Ithaka en de ander Leukas. Doordat ze vervlochten zijn is er een onduidelijk landschapsbeeld ontstaan en zijn er verschillende theorieën mogelijk, namelijk de Ithaka- en de Leukas-theorie.

Een dergelijk idee heeft ook de Fransman Moulinier. Hij is ervan overtuigd dat Ithaka het Homerische Ithaka is, maar hij beweert dat Ithaka ook trekken vertoont van Kephalinië. Voor het overige is Kephalinië volgens hem Samè en is Leukas Doulichion.

De Amerikaan John Chadwick bekritiseert Homerus, hij noemt hem een pseudo-historicus. Volgens hem is het niet mogelijk dat een dichter uit de achtste eeuw voor Christus nauwkeurig gebeurtenissen kan beschrijven die vijfhonderd jaar eerder hebben plaatsgevonden. Ook vindt hij dat Homerus slechts een oppervlakkige kennis had. De redenen voor deze beschuldigingen zijn gevonden kleitabletten (plat stuk steen, waar tekst en tekens op geschreven werden). Hierop stonden de namen van plaatsen in het gebied rond Pylos, deze namen komen niet overeen met de namen in de Ilias en de Odyssee. Deze onkunde wordt nog eens bevestigt door zijn volstrekt foute geografische beschrijving van Ithaka: "Die was zo onjuist, dat verschillende wetenschappers een poging hebben gedaan om te bewijzen dat dit eiland Ithaka helemaal niet was."

In de Telegraaf van 7 augustus 1987, staat het volgende artikel:

"Stad Homerus gevonden?"

'Met de ontdekking van de resten van een tempel uit de negende tot zesde eeuw vóór Christus in de buurt van Aetos op het Ionische eiland Ithaka, hebben Griekse oudheidkundigen misschien de stad van Homerus gevonden. De episch dichter uit de oudheid heeft het over 'Ithaka'in zijn Odyssee.

Wetenschappers betwijfelden tot nu toe of 'Ithaka' het Ithaka van tegenwoordig is, aangezien de geografische beschrijving bij Homerus niet erg overeenkomt met de feiten en misschien meer wijst op Leukas.

De opgravingen bij Aetos verkeren, volgens het Oost-Duitse persagentschap ADN, nog in het beginstadium. Toch zijn al keramische voorwerpen uit de Mykeense tijd gevonden en resten van de gebouwen uit verschillende historische tijdperken.'

Tot op heden zijn er nog steeds geen echte overtuigende resultaten geboekt. Het vraagstuk is na tweeduizend jaar nog onopgelost. En wordt dit vraagstuk wel ooit opgelost? Want zoekt men wel op de juiste plek!



Er bestaat grote onzekerheid over de persoon Homerus en over het ontstaan van zijn werken. Hoewel in de oudheid ieder kind werd grootgebracht met de Ilias en de Odyssee, wist men ook toen al niet meer precies te vertellen waar of wanneer Homerus leefde.

Het volledig ontbreken van gegevens bracht sommige achttiende-eeuwse geleerden ertoe te betwijfelen of er ooit wel een Homerus geweest was. En alsof dat nog niet genoeg was, ontstond er in diezelfde tijd ook twijfel over de gedichten zelf. Waren de Ilias en de Odyssee wel van een en dezelfde dichter -hierover werd in de oudheid ook al gediscussieerd- en waren ze ieder voor zich wel het werk van één dichter? Deze tweede vraag werd voor het eerst gesteld door de filoloog Friedrich Wolf (1795). In navolging van zijn ideeën begonnen de analisten de gedichten te analyseren, dat wil zeggen te ontleden in verschillende delen die dan aan verschillende dichters werden toegeschreven. Ze beriepen zich hierbij enerzijds op feiten, anderzijds op hun intuïtie. Feit is dat het gedicht oudere en jongere taalvormen vertoont (het Myceense Grieks, het Aeolische Grieks en het Ionische Grieks) en voorwerpen en sociale instellingen uit verschillende periodes beschrijft. Minder zeker is wanneer de ene episode 'typisch Homerisch' en de andere 'beslist on-Homerisch' genoemd wordt. De wetenschappelijke tegenstanders van de analisten waren de unitariërs, die juist probeerden de eenheid van de gedichten te verdedigen.

Nadat lange tijd de analisten de overhand hadden gehad, begon aan het begin van deze eeuw de stem van de unitariërs weer meer te gelden. In 1928 kwam met het verschijnen van een boek van de Amerikaan Milman Parry de homerische kwestie in een heel ander daglicht te staan. Hij toonde aan dat de gedichten van Homerus voor een groot deel zijn opgebouwd uit vaste, regelmatig terugkerende 'bouwstenen'. Er zijn zowel kleine bouwstenen (formules en vaste woordcombinaties) en grote bouwstenen (de typische scènes). Parry kwam tot de conclusie dat Homerus' stijl traditioneel en oraal is, dat wil zeggen dat het gedicht door een lange traditie van beroepszangers die door de vaste bouwstenen in staat waren hun gedichten mondeling te vervaardigen, is ontstaan. De formules hielpen hen bij het bouwen van hun verzen, de typische scènes bij het bouwen van hun verhaal. Dus iedere zanger maakte bij iedere voordracht weer een nieuw gedicht op grond van eerdere gedichten.

Parry's theorie is inmiddels door de geleerde wereld in grote lijnen geaccepteerd. Toch is er nog een belangrijke strijdvraag overgebleven, namelijk of de Ilias en de Odyssee zélf nu mondeling of schriftelijk ontstaan zijn.

Vooral Duitse geleerden denken dat bij de compositie van beide gedichten het schrift een rol gespeeld heeft. Volgens hen kan alleen dan de vertelstructuur met voor- en terugverwijzingen verklaard worden. De meest Angelsaksische geleerden daarentegen geloven wel degelijk dat Homerus mondeling gedichten vormde. Hij droeg namelijk jarenlang steeds weer een 'Ilias' of een 'Odyssee' voor en bij elke voorstelling kon Homerus schaven aan structuur en details. Het probleem bij deze opvatting is dat we er dan van uit moeten gaan dat na de dood van Homerus zijn Ilias en Odyssee nog geruime tijd door andere zangers in hun precieze vorm overgedragen zijn tot op het moment dat het op papier werd vastgelegd.

Men zou de situatie rond Homerus en zijn werk als volgt kunnen voorstellen: in de Myceense tijd (1600-1400 v. Chr.) ontstond er een traditie van epische zangkunst; na de Dorische volksverhuizing (1200 v. Chr.), die een eind maakte aan de Myceense beschaving, werd de zangkunst door Aeolische zangers naar klein-Azië gebracht en daar uiteindelijk door Ionische zangers overgenomen. De meest begaafde van die Ionische zangers was een zekere Homerus, die in de negende of achtste eeuw voor Chr. twee gedichten maakte die zo superieur waren, zowel als omvang als kwaliteit, dat latere zangers ze alleen nog maar voordroegen en er zelf niets meer aan veranderden. De gedichten van Homerus werden voorgedragen tijdens religieuze festivals in Griekenland en werden op die manier al snel een nationaal bezit.

In de oudheid bestond een historisch oordeel, waaruit de Homerische kwestie zou voortkomen. Dit oordeel luidde: er zou geen geschreven werk in Griekenland, voor zover men weet, ouder zijn dan de gedichten van Homerus. Ook had hij zijn gedichten niet in geschreven vorm nagelaten, maar zo, dat het van buiten geleerd was. Het werd later uit de gezangen samengesteld. Dit zijn de woorden van de Joodse geschiedschrijver Josephus Flavius uit de eerste n. Chr., maar deze opvatting bestond reeds in de eerste eeuw v. Chr.; Cicero noemde de Atheense Peisistratos, hij zou de gedichten hebben verzameld.

De Duitse onderzoeker Goethe heeft, bij het werken aan zijn 'Achilles', de dichter van de Ilias en de Odyssee beter heeft leren kennen en hij is van de eenheid van beide gedichten overtuigd. In eerste instantie kon hij geen feitelijk oordeel over de Homerische kwestie geven, omdat toen nog zijn mening overheerste. Deze mening was de primaire stelling.

Dat de Homerische gedichten mondeling waren ontstaan. Deze primaire stelling maakte het wel noodzakelijk om daaruit de conclusie te trekken dat Homerus geleefd had en een groot dichter was, dit was een gegeven van de traditie. Op een ander gebied van de klassieke oudheid, de archeologie, wist men lange tijd dat Homerus een groot kunstenaar was geweest. Geen wetenschappelijke studie over hem zou denkbaar zijn, die het hoge niveau van zijn werken ontkende. Over de waarde van de vondsten discussieerde men op grond van het antieke oordeel.

In de archeologie leerde men waarde te hechten aan kwaliteit. Anders ging het in de klassieke filologie. Daar hechtte men steeds minder waarde aan de kwaliteit van de gedichten. En dit is vervelend, omdat men oordelen over de Homerische kwestie vormt volgens de persoonlijke smaak en daardoor zouden er dus verkeerde oordelen kunnen ontstaan. Maar dit hoeft natuurlijk niet, omdat het niet mogelijk is om de waarheid omtrent de Homerische kwestie vast te stellen zonder de kwaliteit in aanmerking te nemen.

De waarheid over Homerus is, dat gedichten van zo'n kwaliteit als de zijne als mondeling kon ontstaan. Tot deze primaire stelling is het Homerus-onderzoek nu teruggekeerd. Men zag in dat het geheugen van de Epische zangers net hoog genoeg was om ervoor te zorgen dat er geen fouten in details ontstonden, als de zangers de Odyssee 'rond zongen'. De vaste formules, waaruit een gedicht is opgebouwd, die door de Epische zangers werden gebruikt, zorgden wel voor fouten, omdat deze formules niet toegepast konden worden in nieuwe inhouden.

Voor de Homerische inspiratie leverde alles materiaal sinds de tijd van de Kretenzische paleizen en van de Mykeense koningsverblijven, vijf á zes eeuwen vóór Homerus (hij leefde rond 800 v. Chr.). Als stof voor de Odyssee kunnen ook verhalen in proza gediend hebben. Tot die proza behoorden zeemansavonturen en sprookjes. Het uiterlijk van de Grieks-oosterse havensteden op de oostelijke eilanden van de Egeïsche zee is het enige dat een zeker element is van Homerus' biografie. De eenheid van het gehele werk werd door de Duitse classicus Karl Reinhardt aangetoond. Hij legde de zeemansverhalen en de biografie van Homerus bij elkaar en zo ontstond er van de verhalen een eenheid.

De inspiratie van Homerus had als materiaal nog iets anders, iets belangrijkers, omdat er meer verwant mee was: de mythe, die woord en verhaal en dimensie en visioen zijn, en de concrete wereld van de Middellandse Zee, de eilanden en de kusten.

Eens lagen deze voor Homerus' ogen...



In dit hoofdstuk geef ik mijn visie over de belichte kanten van het onderwerp: Odysseus en Odyssee. Dan spreek ik niet over de feitelijke beweringen. Dit hoofdstuk houdt enig verband met de conclusie.

Toen ik informatie voor dit onderwerp begon te verzamelen, kwam ik allemaal verhalen tegen waarin gebeurtenissen beschreven waren, waarvan ik dacht dat ik een sprookjesboek aan het lezen was. Al die personages en scènes die normaal gesproken niet kunnen bestaan en voorkomen. Maar het interesseerde me wel van af het begin. Vanaf het eerste moment dat ik de Odyssee las was ik geboeid: al die scènes met Odysseus in al die episodes. Tegelijkertijd dacht ik: dit kan geen werkelijkheid zijn, dit moet verzonnen zijn.

Als eerste begon ik aan het hoofdstuk genaamd het Ithaka-vraagstuk. De bronnen lezend, kwam steeds meer de gedachte in mij op dat Odysseus echt bestaan heeft. Publicaties over opgravingen verricht door Strabo, Bérard en Gell brachten mij niet langer aan het twijfelen. Deze archeologen wisten precies aan te tonen waar, welke eilanden gelokaliseerd waren.

Later begon ik ook de zwerftochten van Odysseus in de Odyssee te bestuderen. Wat me opviel, was dat de plaatsen door de onderzoekers zo nauwkeurig beschreven zijn, terwijl ze maar weinig informatie hadden en vaak moesten ze op hun gevoel afgaan. Ik vind het knap als je aan de hand van Mykeense scherven kan zien waar verschillende episodes zich afspeelden.

Over het feit of Homerus wel of niet bestaan heeft, of hij wel of niet de gedichten geschreven heeft, is voor mij maar een antwoord mogelijk: Homerus is zeker weten de dichter van het gedicht van wereldklasse, de Odyssee. Door Milman Parry is aangetoond dat Homerus wel degelijk de Odyssee heeft geschreven en het gedicht door andere zangers is rondgezongen.

Als je de prachtige verhalen en de onrealistische personen tegenover de resultaten van de opgravingen die de archeologen hebben gedaan, zet. Moet ik zeggen dat ik me heb laten overtuigen door de resultaten van de opgravingen, maar dat ik al aan het begin hoopte dat er de mogelijkheid bestond, dat het de werkelijkheid kon zijn.

Natuurlijk klopt niet alles met zoals Homerus het heeft beschreven, daarom denk ik dat Homerus gegevens uit het verleden gebruikte en die aanvulde met eigen ervaringen of er gewoon wat bij verzon.

Voor mij Odysseus geen mythe, evenmin de Odyssee een verzonnen verhaal is.



Het is gebleken dat de door Homerus genoemde kenmerken geen of weinig fouten bevatten, in zijn gedicht zit wat geografie en topografie betreft een duidelijke eenheid. Voor zover het bleek na te gaan stemmen alle richtingen en afstanden duidelijk overeen.

Het grootste probleem bij het situeren van de woonplaats van Odysseus, Ithaka, ligt vooral in het feit dat Homerus vier eilanden noemt, Doulichion, Zakynthos, Samos en Ithaka, terwijl er maar drie Ionische eilanden zijn die in aanmerking komen. De theorie van enkele onderzoekers (o.a. Dodwell) is dat één van de eilanden in zee verdwenen is.

Voor de andere theorieën zijn argumenten te vinden, maar geen enkele heeft een echt sluitende redenering, er klopt altijd wel iets niet aan de redenering.

Korfu komt niet in aanmerking als vierde eiland. Het is te ver verwijderd van de andere eilanden en het is groot en vruchtbaar en niet zo ruig als Homerus het heeft beschreven. Korfu is bovendien niet door een zeestraat gescheiden van de andere eilanden. Alleen als het tegenwoordige Leukas aan de reeks wordt toegevoegd, (Dörpfeld) lijkt de oplossing gevonden. Dan komt de positie van de eilanden ten opzichte van elkaar en het vasteland het meest in overeenstemming met de tekst. Maar wat betreft grootte en landschapskenmerken lijkt Leukas helemaal niet op het Homerische Ithaka. Ook andere punten van Dörpfeld zijn niet sluitend.

Het blijkt dat alleen de klassieke theorie van het huidige Ithaka als het Homerische Ithaka in de meeste gevallen een sluitende theorie heeft. Dat betekent dat Ithaka het Homerische Ithaka moet zijn. Wat betreft de andere eilanden zijn er uiteenlopende theorieën. Hieronder geef ik de theorieën die algemeen erkend zijn:

- Zakynthos is Zakynthos

- Doulichion is Meganisi of Leukas

- Samos is Kephalinië

Om tot een goede en volledige conclusie te komen m.b.t de tocht die Odysseus aflegde, is zeer lastig omdat er vrijveel conclusies getrokken zijn door verschillende onderzoekers. Ook hier is er vaak sprake van niet sluitende conclusies, sommige onderzoekers gokten maar wat als hun bewering na onderzoek niet bleek te kloppen. Hierdoor ontstond verwarring en kan er niet met zekerheid gezegd worden wie er gelijk heeft. Aangezien er in de tijd van Homerus andere namen voor de eilanden waren, bestaat er dus de kans dat men de namen verkeerd vertaalt. En moet men dus op geografische kenmerken de eilanden situeren. Zoals ik al zei is dat niet altijd juist gedaan, maar wel zit men in de juiste richting of heeft men het werkelijk bij het rechte eind, maar dit kan ons niet verteld worden, omdat niemand de plaatsen ten tijde van Odysseus heeft gezien.

Het is nog steeds wachten op die verklaring die niet te weerleggen is, pas dan kunnen we met zekerheid zeggen of de Odyssee zich dáár heeft voltrokken.

Homerus is eigenlijk een vaag figuur, we weten niet precies wanneer of waar hij geleefd heeft (men zegt enkele honderden jaren v. Chr. aan de Griekse westkust van Klein-Azië).

De meest erkende en logische verklaring voor Homerus en zijn gedichten is, dat het door Homerus gecreëerde gedicht door zangers werd rond gezongen, voordat men het op papier vastlegde. Tegen deze theorie werd weinig tot geen kritiek geleverd. Dus kunnen we de conclusie trekken dat Homerus op basis van zijn kennis en zijn tochten die hij voer de Odyssee heeft samengesteld. En dat dit gedicht door andere zangers, zonder het te veranderen, is rondgezongen. Maar zeker weten zullen we het nooit.

Het is bekend dat Homerus een mythe is, omdat het nooit is aangetoond dat het niet zo is. Wel zaten de archeologen en de filologen met hun conclusies akelig dicht bij de werkelijkheid.