OPERATION TORCH
Op 8 november 1942 raakte het Amerikaanse slagschip Massachusetts betrokken
bij een zeeslag voor de haven van Cassablanca. De Massachusetts was samen met
de oude slagschepen New York en het zusterschip Texas ingedeeld voor
Operation Torch. De Massachusetts had de opdracht het onvoltooide Franse
slagschip Jean Bart buiten gevecht te stellen, omdat haar vier 381 mm kanons
waarvan men niet wist of deze operationeel waren een bedreiging vormde voor de
geallieerde landingsvloot. Ook hield men er rekening mee dat het zusterschip van de
Jean Bart, de Richelieu de Fransen wel eens te hulp zou kunnen schieten
tijdens deze operatie. Men wist echter niet dat de Richelieu gezonken aan de
grond lag, in de haven van Dakar.
De Jean Bart
De Jean Bart was de tweede eenheid van de Richelieu-klasse, waarvan er 4
op stapel werden gezet. De Jean Bart werd op 12 december 1936 op stapel gezet
door Ateliers & Chantiers de la Loire, St. Nazaire en op 6 maart 1940 te water
gelaten. Een Frans Duitse overeenkomst zorgde er voor dat de bouw van de Jean Bart
werd stopgezet. Toen de Duitsers Frankrijk binnenvielen vluchte de Jean Bart
Op 19 juni 1940 onder commando van Ronarc'h op haar eigen kracht en wist, ondanks zware
Stuka aanvallen Cassablanca te bereiken. In Frankrijk probeerde men de vier
achter gebleven 381 mm kanons in een vrachtschip te laden. Slechts 2 daarvan kon men
inladen, omdat de kraan het begaf. Desondanks bereikten deze kanons nooit Cassablanca,
omdat dit vrachtschip tot zinken werd gebracht door Duitse vliegtuigen. In Cassablanca
zou de Jean Bart worden gebruikt als drijvend fort, onder commando van Barthes
bewapend met vier 381 mm/45 Caliber Model 1935 kanons opgesteld in 1 vierlingtoren
en wat luchtdoelkanons. De Jean Bart was 248 meter lang en 33,5 meter breed en
had een gordelpantser van 328 mm dik. Nadat het schip na de oorlog werd afgebouwd mat
het schip 42.806 ton.
De Massachusetts
Het slagschip Massachusetts was de derde eenheid van de South Dakota-klasse.
Het slagschip werd op 20 juli 1939 op stapel gezet door de Bethlehem Steel Company in
Quincy, Massachusetts en werd op 23 september 1941 gedoopt door Mrs. Charles Francis Adams
en te water gelaten. Op 12 mei 1942 werd de Massachusetts (,15 maanden voor op
schema) voltooid en in Boston in dienst gesteld door de USN.Het slagschip kwam onder commando van
Capt. Francis E. M. Whiting. Hierna volgde een intensieve training voor de bemanning en het
slagschip. Op 28 oktober 1942 maakte de Massachusetts rendezvous met de Western Naval
Task Force voor de invasie van Noord-Afrika, ofterwijl Operation Torch waarbij ze
als vlaggeschip functioneerde voor Admiraal H. Kent Hewitt. De Massachusetts was
bewapend met negen 406/45 Caliber MK6 kanons, twintig 127 mm/38 caliber kanons en een groot
aantal luchtdoelkanons. Het slagschip mat 35.113 ton, ze was 207,3 meter lang, 32,9 meter
breed en had een 306 mm dik gordelpantser.
Het gevecht tussen de slagschepen
Op 8 novemer 1942, om ongeveer 12:30 in de avond deed president Rooseveld een oproep aan de
Vichy Fransen geen tegenstand te bieden aan de Amerikaanse strijdmacht. Om 01:00 landde de
eerste troepen op Cassablanca. Om 07:18 werd het slagschip Jean Bart door een bom
getroffen, afkomstig een vliegtuig van het vliegkampschip Ranger. De bom viel op de
schacht van de bakboords katapult en veroorzaakte een kleine brand en een lekkage in het
compartiment van haar richt mechanisme. Een tweede bom valt op de kade en maakt aan stuurboord
zijde een gat in de romp van compartiment M.
Terwijl de Massachusetts in de morgen van 8 november 1942, samen met de zware kruisers
Tuscaloosa en Wichita en een paar torpedobootjagers ter hoogte van El Hank voer
werd ze beschoten door de Jean Bart om 07:35 ook een kustbatterij op El Hank opende het
vuur. De Jean Bart lag inmobiel aan een pier in de haven van Cassablanca met haar 381 mm
kanons vurend op de Massachusetts. Om 07:40 opende de 406 mm kanons van het Amerikaanse
slagschip Massachusetts op een afstand van 25.000 yards het vuur op de Jean Bart
en werden de eerste Amerikaanse 406 mm granaten van de Tweede Wereldoorlog afgevuurd. Door de
manoeuvres van het slagschip werden soms niet alle negen 406 mm kanons tegelijk afgevuurd. Terwijl
de Massachusetts de Jean Bart voor haar rekening nam beschoot de Tuscaloosa
de onderzeeboot ligplaatsen en nam de Wichita kustbatterij op El Hank voor haar rekening.
De kanons van de escorterende torpedobootjagers zwegen, omdat hun kanons niet zo ver reikten. De
waterzuilen veroorzaakt door de 381 mm kanons van de Jean Bart en de 200 mm kustbatterij
kwamen steeds dichter bij de Massachusetts terecht. 1 van de granaten van de Jean Bart
kwam slechts 600 yards voor de Massachusetts aan stuurboordzijde terecht. Om 07:41
valt een 406 mm granaat van de Massachusetts vlak voor de boeg van de Jean Bart en
een minuut later raakt een 406 mm granaat de kade waaraan de Jean Bart lag. Stukken steen
die werden weggesmeten door de explosie verwonden de schutters van het 90 mm geschut en
veroorzaken lekkages in de B en C compartimenten. Om 07:42 word de Jean Bart opnieuw door
een 406 mm granaat van de Massachusetts getroffen. Deze granaat valt door de pijp en
doorboord het pantserdek, zonder te exploderen om vervolgens dwars door de ziekenboeg een gat
onder de waterlijn te maken. Een andere 406 mm granaat komt terecht in een lege 152 mm
munitiekamer, waar het explodeerde. Om 08:11 word de vierling geschutstoren getroffen door een
406 mm granaat, die een naast gelegen 90 mm kanon verwoeste en de 381 mm toren blokkeert. Een
tweede granaat ricocheerd op het al gemonteerde pantser van toren 2 en breekt zijn neus af
zonder te exploderen en doorboord een aantal compartimenten, waarbij 1 dode valt. Om 08:15
plaatste de Massachusetts haar vijfde en laatste 406 mm treffer op de Jean Bart. De 406
mm granaat kwam 2 meter voor de stuurboords katapult terecht en doorboorde het 100 mm pantserdek
voor het in het vloeistof balast compartiment tot ontploffing kwam. De ontploffing verwoeste ook
het handmatige stuurmechanisme van het roer en de stroom opwekkers. De neus van deze 406 mm
granaat boorde zich vervolgens door de bodem heen, waardoor de Jean Bart, voor zover dat
kon in de ondiepe haven zonk.
Granaten van de Massachusetts, die de Jean Bart misten raakten andere Franse
doelen. 1 van die 406 mm granaten trof de torpedobootjager Le Martin, die achter de
Jean Bart lag afgemeerd. De 406 mm granaat blies de machinekamer op van de
torpedobootjager, waardoor het schip omsloeg en zonk. Desondanks werd ze later weer
gerepareerd. Vier andere 406 mm granaten van de Massachusetts brachten 2 koopvaarders
tot zinken en weer andere 406 mm granaten brachten een drijvend droogdok tot zinken of
beschadigden gebouwen in de haven.
De Franse torpedobootjagers vallen aan!
Ondertussen had de Wichita de batterijen op El Hank tijdelijk het zwijgen opgelegd en
hielp de zware kruiser Tuscaloosa mee met het beschieten van de onderzeeboten die in de haven lagen.
Ondanks dat er 3 zonken wisten er 8 te ontsnappen om later de aanval in te zetten. Om 08:15
gingen de Fransen in de aanval en zette de flottieljeleiders Le Malin en Albatros
, gevolgd door de torpedobootjagers Frondeur, L'Alcyon, Fougueux,
Brestois en Boilonnais koers naar het Fedala Transport gebied. Het vlaggeschip,
de lichte kruiser Primauguet met admiraal Gervais de Lafond aan boord, vertrok niet
voor 10:00 vanwege reparaties. De Franse schepen namen het strand onder vuur en raakten
daarna in gevecht met de torpedobootjagers Wilkes and Ludlow. De Ludlow
nam de Le Malin onder vuur en trof de flottieljeleider, waardoor er brand uitbrak aan
boord van dat schip. Toen de Ludlow een scherpe draai maakte op hoge snelheid werd zij
zelf ook getroffen. Terwijl de Ludlow zich terug trok, kreeg de zware kruiser
Augusta samen met de lichte kruiser Brooklyn en de torpedobootjagers Wilkes
en Swanson de order van admiraal Hewitt om de Franse schepen te onderscheppen. De
Malin, Albatros en de torpedobootjagers waren de transportschepen al op 8.000 yards
genaderd toen het vuurgevecht op 18.000 yards losbarste met de Amerikaanse kruisers en
torpedobootjagers. Toen de Fransen geen treffers meer wisten te plaatsen trokken de
flottieljeleiders en torpedobootjagers zich om 09:00 terug.
De onderschepping
Terwijl de Franse schepen zich terug trokken kreeg Admiraal Griffen de opdracht om met zijn
Covering Group bestaande uit de schepen Massachusetts, Wichita, Tuscaloosa
en een aantal torpedobootjagers de Fransen te onderscheppen. Om 19:15 openden de schepen
met een snelheid van 27 knopen het vuur op een afstand van 18.000 yards. Ze naderden de
Albatros, Le Malin, Frondeur, L'Alcyon, Fougueux,
Brestois en Boilonnais tot op 12.000 yards. De Franse schepen maakten tijdens
het gevecht gecoördineerde manoeuvres en rookschermen om de effectiviteit van de optische
afstandsradars te beperken, zodat de Albatros en Le Malin de gelegenheid kregen
om posities te kunnen uitzoeken om het vuur te openen en zich dan terug te trekken achter het
rookacherm van de torpedobootjagers Frondeur, L'Alcyon, Fougueux,
Brestois en Boilonnais. Om 10:00 voegde de 7.249 ton metende lichte kruiser
Primauguet zich bij de Franse flottieljeleiders en torpedobootjagers. De torpedobootjager
Fougueux gevolgd door de Boilonnais voeren naar het Noorden om een torpedoaanval
uit te voeren op de Covering Group. Op een afstand van 22.000 yards werd de Fougueux
getroffen door granaten van de Tuscaloosa en een 406 mm granaat van de Massachusetts
die haar tot zinken bracht. Hierna concentreerde de Massachusetts zich op de
kustbatterij op El Hank, die een treffer op haar had geplaatst met een 200 mm granaat. Deze
granaat kwam aan bakboord op het voorschip terecht en explodeerde in een hut, waarin geen
bemanningsleden aanwezig waren. Terwijl de Massachusetts de batterij op El Hank beschoot
trof een misser een munitieopslagplaats. Enkele minuten later, om 10:20 worden er torpedo's
gezien aan bakboord zijde bij de boeg van de Massachusetts. Het slagschip maakte op tijd
een draai en 1 van de torpedo's miste het slagschip op 100 yards. Ook de zware kruiser
Tuscaloosa moest torpedo's ontwijken. Later bleken de torpedo's afkomstig te zijn van de 8
Franse onderzeeboten die uit de haven van Cassablanca wisten te ontsnappen.
Toen 3 Franse torpedobootjagers koers zette naar het Fedala Transport gebied kregen de
Augusta, Brooklyn, Wilkes, Swanson en Bristol de order van
Admisaal Hewitt om deze te onderscheppen. Om 10:10 werd de Brooklyn onder vuur genomen door een
Franse torpedobootjager. Om 10:20 mengde de zware kruiser Augusta zich in het gevecht en
werd ze samen met de lichte kruiser Brooklyn afgeschermd door de torpedobootjagers
Wilkes, Swanson and Bristol. Ze raakten in gevecht met de Primauguet,
Albatros, Le Malin, Frondeur, L'Alcyon, Brestois en
Boilonnais. Terwijl de Fransen zich terug trokken achter een rookscherm werd de
Brooklyn om 10:45 getroffen door een blindganger van 1 van de Franse schepen. Toen de
Covering Group zich vanuit het westen weer in de strijd mengde werd de Massachusetts
getroffen door een 130 mm granaat van de torpedobootjager Boilonnais, die de achterste
127 mm geschutstoren doorboorde aan stuurboordzijde. Zelf werd het schip getroffen door acht
150 mm granaten van de Brooklyn. De zwaar beschadigde Boilonnais werd daarna nog
eens getroffen door een 406 mm granaat van de Massachusetts waardoor de torpedobootjager
omrolde en zonk binnen 2 minuten.
Om het slagschip Massachusetts te laten berekenen hoeveel granaten zij overhad (slechts
41% op dat moment), voer nu de zware kruiser Tuscaloosa voorop
gevolgd door de Wichita en daarachter de torpedobootjagers. Ze naderden de Fransen tot
op 14.000 yards. De kruiser Primauguet werd getroffen door granaten van de kruisers
Augusta en Brooklyn die nog steeds uit het oosten kwamen. De granaten van beide
kruisers hadden 5 gaten onder de waterlijn van de Primauguet gemaakt en de Augusta
had ook nog eens de derde 155 mm geschutstoren getroffen. Terwijl de Primauguet zich
terugtrok rond 11:00 werd ze dodelijk getroffen door een 406 mm granaat van de
Massachusetts. De zinkende lichte kruiser keerde terug naar de haven met 25 doden en 200
gewonden en werd daar brandend aan de grond gezet, waarna het volledig uitbrandde.
De Milan incasseerde vier 200 mm treffers en werd vervolgens getroffen door een 406 mm
granaat van de Massachusetts, waardoor flottieljeleider in zinkende toestand aan de grond
moest worden gezet. De torpedobootjager Brestois werd getroffen door de Augusta en
keerde terug naar de haven, maar werd later door vliegtuigen van de Ranger tot zinken
gebracht. Nu waren er nog 3 Franse schepen over, de flottieljeleider Albatros en de
torpedobootjagers Frondeur en L'Alcyon. Deze 3 schepen probeerden om 11:15 nog
een torpedoaanval uit te voeren. De Tuscaloosa en Wichita zigzaggend terug achter
een rookscherm, vanwege de batterijen op El Hank. Om 11:30 werd de Wichita getroffen door
een kustbatterij, waarbij 14 gewonden vielen. Kort erna moest de Wichita 3 torpedo's
ontwijken van een onderzeeboot. Daarna werd de Frondeur getroffen door granaten van de
Tuscaloosa en Wichita en trok zich met een half gezonken achtersteven terug in de
haven van Cassablanca. Daarnaast werd om 11:30 de Albatros getroffen door granaten,
desondanks bleef de flottieljeleider zigzaggend terug vechten met nog 3 werkende kanons, tot
duikbommenwerpers van de Ranger 2 bomtreffers op haar plaatsten. Deze troffen de
stookkamer en bliezen de machinekamer op. Een treffer van de zware kruiser Augusta trof
de Albatros in haar tweede machinekamer, waardoor het schip werd uitgeschakeld. Later die
dag werd het schip met behulp van een sleepboot aan de grond gezet om te voorkomen dat het schip
in diep water zonk. Alleen de torpedobootjager L'Alcyon wist zonder schade in de haven
terug te keren.
Aan het einde van de operatie had het slagschip Massachusetts minder dan honderd 406 mm
granaten over. In totaal had het slagschip tweehonderd eenentwintig 127 mm granatenen rond de
negenhonderd 406 mm granaten verschoten. Met haar 127 mm kanons wist de Massachusetts
ongeveer 150 treffers te plaatsen op vijandelijke oorlogsschepen. Het slagschip zou de rest
van de oorlog in de Pacific doorbrengen. Nooit meer zou de Massachusetts deelnemen aan
een oppervlakte zeeslag, maar wel aan talloze kustbeschietingen. Tijdens de oorlog heeft het
slagschip 18 vliegtuigen neergeschoten en gingen er aan boord van het schip tijdens de gehel
oorlog geen levens verloren. Thans ligt de Massachusetts in de Fall River, in de staat
Massachusetts als museumschip.
De Jean Bart opend opnieuw het vuur
Om 17:42 was de 381 mm geschutstoren van de Jean Bart gerepareerd en werd de Augusta
2 dagen later op 10 november 1942 om 11:41 verrast door een salvo van het slagschip.
Wijselijk trok de zware kruiser zich terug achter een rookscherm, nadat ze bijna was getroffen
door 381 mm granaat. Hierna voerden acht vliegtuigen van de Ranger een aanval uit op de
aan de grond liggende Jean Bart. Het slagschip Incasseerde 2 bommen van 500 kg, waarvan
er 1 de bak opblies aan bakboordzijde, terwijl de ander midscheeps terecht kwam. Het resultaat
was dat de Jean Bart 4.500 ton water maakte door beide bomtreffers. Aan boord van de
Jean Bart vielen in totaal 22 gewonden en 22 doden, waaronder 6 officieren. Na de oorlog
werd de Jean Bart voltooid en voerde tijdens de blokkade van het Suez Kanaal
beschietingen uit. Uiteindelijk werd het slagschip in 1970 voor de sloop verkocht.
De Primauguet
De lichte Primauguet werd op 16 augustus 1923 op stapel gezet door Arsenal de Brest en op
24 mei 1924 te water gelaten. Op 1 april 1927 werd het schip in dienst gesteld en was de derde
kruiser van de Duguay-Trouin-klasse. De Primauguet was 181,3 meter lang en 7.249
ton zwaar. Haar bewapening bestond onder andere uit acht 155 mm kanons en twaalf 550 mm
torpedolanceerbuizen. Na Operation Torch was het schip geheel uitgebrand en niet meer te
repareren.
De Le Malin
De flottieljeleider Le Malin was de derde eenheid van de Le Fantastique-klasse en
werd in november 1931 op stapel gezet door Forges et Chantiers de la Méditerranée. Op 17
augustus 1933 werd ze te water gelaten en in 1935 in dienst gesteld. Ze was 132,4 meter lang en
2.569 ton zwaar. Haar bewapening bestond onder andere uit vijf 138 mm kanons en negen 550 mm
torpedolanceerbuizen. Na Operation Torch werd de Le Malin in de Verenigde Staten
gerepareerd en bracht het schip de onderzeeboot U-201 tot zinken. Na de oorlog werd de
flottieljeleider opnieuw geclassificeerd als lichte kruiser en in 1956 werd ze buiten dienst
gesteld en later gesloopt.
De L'Adroit-klasse
De Franse torpedobootjagers Frondeur, L'Alcyon, Malin, Fougueux, Brestois
en Boilonnais, waren allen van de L'Adroit-klasse. Deze klasse bestond uit 14
eenheden, die tussen 1924 en 1925 werden gebouwd. Ze waren 107,2 meter lang en 1378 ton zwaar.
Hun bewapening bestond onder andere uit vier 138 mm kanons en zes torpedolanceerbuizen van 550
mm. De flottieljeleider Albatros behoorde tot de Aigle-klasse en was 129 meter lang en
2441 ton zwaar. Haar bewapening bestond onder andere uit vijf 138 mm kanons en zes 550
torpedolanceerbuizen.
|