DE WARSPITE
Het Engelse slagschip Warspite is 1 van de meest bekende Engelse oorlogsschepen tijdens
de Tweede Wereldoorlog. Het slagschip nam deel aan vele gevechten en kustbeschietingen. Samen
met andere schepen bracht zij in oppervlakte gevechten tegen de vijand vele schepen tot
zinken. In totaal bracht ze 2 kruisers en 8 torpedobootjagers tot zinken samen met andere
eenheden van de Engelse vloot, ofterwijl de Royal Navy. Het slagschip deed 30 jaar dienst en
had na afloop een geweldige gevechtscarriere achter de rug. Op 31 oktober 1912 werd het
slagschip op stapel gezet bij Devonport Naval Dockyards en op 26 november 1913 te water gelaten.
In maart 1915 werd de Warspite voltooid en in dienst gesteld. Ten tijde van haar in
dienststelling was het slagschip 196 meter lang en 27,4 meter breed en 27.500 ton zwaar. Het
slagschip had een 330 mm dik pantsergordel en was de tweede eenheid van de Queen Elizabeth-
klasse Tijdens haar modernisering in 1934 nam haar breedte toe tot 31,7 meter en haar
tonnage tot 32.500 ton. In maart 1937 was de modernisering voltooid.
Voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak op 9 september 1939 had de Warspite al een keer
eerder gevochten in de slag bij Jutland. Hierbij kwam het tot de grootste slagschip confrontatie
ooit en streed de Royal Navy tegen de Duitse Kaiserliche Marine. De Warspite zat samen
met 3 van haar 4 zusterschepen Barham, Valiant, en Malaya in de 5th Battle
Squadron, die was toegevoegd de 1st Battlecruiser squadron onder Admiraal Beatty. In het gevecht
tegen Admiraal Hippers slagkruisers vlogen 2 Engelse slagkruisers in de lucht. Terwijl de
Warspite een draai maakte bleef haar roer vast zitten er redde de slagskruiser Warrior
doordat ze het schip dicht naderde en de Duiste granaten voor de Warrior incasseerde
Na wat rondjes gevaren te hebben wist het schip de thuishaven met een afgezonken boeg te halen.
De Warspite incasseerde 13 Duitse granaten en raakte zwaar beschadigt. Ondanks reparaties
is het nooit meer helemaal goed gekomen met haar roer en bleef het slagschip altijd een afwijking
behouden.
De tweede slag bij Narvik
Op 13 april 1940 nam het slagschip Warspite deel aan de Tweede slag bij Narvik. Tijdens
het vooraf gaande gevecht, die bekend werd als de Eerste gevecht bij Narvik waren er aan beide zijden
vele schepen verloren gegaan. De Britten wilden de overige vijandelijk schepen vernietigen,
waaronder de 8 Duitse torpedobootjagers George Thiele, Wolfgang Zenker, Bernd
von Arnim, Erich der Giese, Erich Koeller, Diether von Roeder,
Hans Ludemann en Herman Künne.Onder het bevel van Vice Admiraal William Whitworth
voeren het slagschip Warspite en de torpedobootjagers Cossack, Bendouin,
Eskimo, Forrester, Foxhound, Hero, Ivarus, kimberley
en Punjabi het Ofotfjord binnen. Om 13:00 escorteerde de Herman Künne de
beschadigde Erich Koeller naar Lindstrand, waar ze vijandelijke schepen moest opwachten
en onder vuur nemen als deze het fjord in voeren. Bij het zien van het slagschip Warspite
, die het fjord invoer lied de Herman Künne de Erich Koeller aan haar lot over
en probeerde te ontkomen. Aanvankelijk leek het erop dat de Herman Künne zou ontkomen,
totdat een vliegtuig van de Warspite het schip zag, waarna de torpedobootjager met
torpedo's en geschut van de Bendouin, Eskimo en 381 mm granaten van de Warspite
tot zinken werd gebracht. Hetzelfde vliegtuig van de Warspite bracht daarna de
onderzeeboot U-64 tot zinken met een bom. ondertussen voerden de Warpite en de
torpedobootjagers verder en raakten ze in gevecht met de torpedobootjagers Wolfgang Zenker
, Bernd von Arnim en Hans Ludemann. De Wolfgang Zenker en Bernd von
Arnim trokken zich terug in het Rombaks Fjord toen hun munitie op was, waarna ze later door
hun bemanning tot zinken werden gebracht. De andere Duitse torpedobootjager werd in het gevecht
tegen de Engelse schepen tot zinken gebracht. Terwijl de Engelse strijdmacht de haven van Narvik
invoer werd de Erich der Giese onder vuur genomen en gereduceerd tot een zinkend wrak.
Kort daar na namen de Warspite en Cossack de Diether von Roeder onder vuur,
die zonk nadat het explodeerde. De torpedobootjagers Cossack en Eskimo gingen de
vluchtende torpedobootjagers achterna. Terwijl de Eskimo het Rombaks Fjord binnenkwam
werd haar boerg erafgeblozen door de George Thiele. Zelf voer de George Thiele aan
de grond en kapzeisde. De Cossack raakte zwaar beschadigt door Duitse granaten maar wist
drijvende te blijven. De Hans Ludemann voer ter hoogte van de gezonken Wolfgang Zenker
en Bernd von Arnim en werd geënterd door de Britten en later met een torpedo naar de
bodem gezonden. Ondertussen had de Warspite samen met een aantal torpedobootjagers
gebouwen en kustbatterijen onder vuur genomen. Uiteindelijk gingen er 6 Duitse koopvaarders, 8
torpedobootjagers en een onderzeeboot verloren. Alleen de U-51 wist te ontkomen.
Slag bij Calabria
Na haar acties in Noorwegen vertrok de Warspite naar de Middellandse Zee, waar het
slagschip opnieuw in actie zou komen bij de Battle of Calabria. In deze zeeslag die op 9 juli
1940 plaatvond, zat de Warspite met 2 andere slagschepen Malaya, Royal Sovereign
, het vliegkampschip Eagle en wat kleinere eenheden in een escortevloot onder bevel
van Cunningham. Cunningham voerde zijn vlag op de Warspite en zijn taak was een konvooi
van Alexandrië naar Malta te begeleiden. Een Italiaanse vloot onder bevel van Capioni was er
opuit gestuurd om het britse konvooi te onderscheppen. Zijn vloot bestond uit de slagschepen
Conte Di Cavour en Giulio Cesare, de kruisers Bolzano, Fiume, Gorizia
, Pola, Trento en Zara en wat kleinere eenheden.
Nadat de Italiaanse Vloot was verkend besloot Cunningham om 12:00 uur de langzamere slagschepen
Malaya en Royal Sovereign en hun escorte achter te laten en de Italiaanse vloot te
naderen met de Warspite, een aantal kruisers en torpedobootjagers. Om 11:45 uur stegen er
Swordfish vliegtuigen van de Eagle op om de Italiaanse slagschepen aan te vallen in de hoop hun
snelheid te reduceren, zodat men de schepen kon aanvallen met oppervlakte eenheden. Desondanks
wisten de vliegtuigen geen treffers te plaatsen. De kruisers die waren meegegaan met de
Warspite verspreidde zich tien mijl voor het slagschip uit. Om 15:10 verkende de
Neptune de Italiaanse vloot. Om 15:15 opende de Italiaanse kruisers het vuur. Cunningham
beval de kruisers koers te veranderen, zodat de gevechtsafstand om 15:20 rond de 20 km was. De
Engelse kruisers wisten geen treffers te plaatsen op de Italiaanse, terwijl de Garibaldi
een treffer plaatste op de Neptune en haar catapult verwoeste. De granaten van de
Italiaanse kruisers kwamen gevaarlijk dichtbij, waardoor de Engelsen om 15:30 trugtrokken.
Kort erna mengde de Warspite zich in het gevecht en opende het vuur op de kruisers
Da Darbiano en Da Giussano. De salvo's van de Engelse schepen waren accuraat, maar
plaatsten geen treffers. De Warspite maakte een volledige draai en een S bocht, om de
Malaya in de gelegenheid te stellen zich bij de vloot aan te sluiten. Ondertussen mengde
de slagschepen Conte Di Cavour en Giulio Cesare zich in het gevecht en opende de
Giulio Cesare op een afstand van 26,4 km het vuur op de Warspite. De Giulio
Cesare zou zich het hele gevecht concentren op de Warspite, terwijl de Conte Di
Cavour de Malaya voor haar rekening nam. Het slagschip Warpite opende het
vuur op beide Italiaanse slagschepen. Een granaat van de Giulio Cesare die over de
Warspite heenviel in het water beschadigde 2 Engelse torpedobootjagers. 2 minuten na het
eerste salvo, opende het slagschip Malaya het vuur om 15:58. De Italiaanse schepen waren
niet binnen het bereik van haar kanons, maar de Italianen dachten dat ze door haar werden
aangevallen en een deel van de vloot schoot terug. Om 15:59 vielen 2 granaten van de Giulio
Cesare vlak naast de Warspite in het water. Vlak daarna trof een 381 mm granaat van
de Warspite de achterste pijp van de Giulio Cesare. De treffer veroorzaakte een
explosie en doorboorde de pijp. Een deel van de granaat trof de minutie van een 37 mm kanon,
die explodeerde, waardoor er een aantal gewonden en doden vielen. De rook veroorzaakte dat 4
van de 8 boilers uitvielen en de snelheid van het slagschip terugviel naar 18 knopen. Daarnaast
zat de Giulio Cesare een halve minuut lang zonder stroom. De Conte Di Cavour
schoot haar zusterschip meteen te hulp. De Warspite veranderde koers, vanwege de
near-missers van de Giulio Cesare, waardoor de afstand groter werd. Cunningham besloot te
wachten tot de Royal Sovereign zich in het gevecht kon mengen. De Malaya zou de
vijandelijke schepen nooit binnen schootsafstand krijgen. Na een mislukte torpedoaanval van
Italiaanse torpedobootjagers, was de zeeslag voorbij. Terwijl de Engelsen wachtte tot de rest
van hun vloot zich aansloot, zette de Italiaanse vloot koers naar Italie. Het gevecht tussen de
slagschepen was na 7 minuten voorbij.
Het einde van drie kruisers
1 van de grootste overwinningen op de As mogendheden van de Warspite, werd behaald op 28
maart 1941. Op de ochtend van 28 maart werd de Italiaanse eerste kruiser divisie verkent door
Engelse verkenningsvliegtuigen. Deze bestond uit de zware kruisers Zara, Pola en
Fiume en 4 torpedobootjagers. De gehele Italiaande strijdmacht stond onder het commando
van Cattaneo. Een luchtaanval volgde gedurende de dag. De luchtdoelkanons van de Italianen
wisten de meeste vliegtuigen op afstand te houden en anderen ervan te weerhouden treffers te
plaatsen, tot het laatste vliegtuig van de formatie om 20:00 haar torpedo in het water wierp.
Deze torpedo trof de zware kruiser Pola, die daardoor roerloos in het water bleef liggen.
De Pola moest naar huis worden gesleept, wat de snelheid van het eskader aanzienlijk
reduceerde.
De Italiaanse vloot was op de hoogte dat er Engelse schepen in de buurt waren. Deze inlichtingen
kwamen vanuit Rome. Cattaneo kreeg het order om de Pola achter te laten als dit nodig was
om sterkere vijandelijke schepen te ontvluchten. Cattaneo dacht onterecht dat, net als zijn eigen
zware schepen de Engelse oorlogschpen niet in staat waren om nachtgevechten uit te vechten.
Hiermee wist hij zichzelf te overtuigen dat hij makkelijk kon ontsnappen en de Pola kon
behouden. Cunningham, die goed op de hoogte werd gehouden door zijn eigen inlichtingen zond de kruisers
Ajax en Orion vooruit, samen met 8 torpedobootjagers, om de Itaianen te
verkennen of te vernietigen. De radar van de kruiser Orion had als eerste radarcontact.
Het was een roerloos contact die als eerste verscheen. Aan boord van het schip vermoedde men
dat het de Vittorio Veneto was en lied de Italianen met rust. In werkelijkheid was het
de verlamde zware kruiser Pola. Al snel kwamen de zwaardere strijdmachten van Cunningham
eraan. Deze bestond onder andere uit de slagschepen Warspite, Valiant en Barham
. Als eerste maakte Warspite radarcontact en als snel werd de verlamde Pola
visueel en werden kort daarna e rest van de Italiaanse kruiser divisie verkent. De drie Engelse
slagschepen manouvreeden zich in de meest perfecte positie om het vuur te openen. De Italianen
waren in de veronderstelling dat de vijandelijke strijdmacht vriendschappelijke eenheden waren,
bestaande uit de Vittorio Veneto. Als snel werden de Italianen wakkergeschut toen de
slagschepen Warspite, Valiant en Barham met hun volle breedtezijde van 381
mm kanons, keer op keer het vuur openden op de Italiaanse kruisers Zara, Pola en
Fiume. De Engelse torpedobootjagers zette hun zoeklichten aan, waardoor de slagschepen
hun taak beter konden uitvoeren. Als eerste ging de Pola ten onder, gevolgd door de
Zara en Fiume. Slechts 1 van de 4 Italiaanse torpedobootjagers wist torpedo's te
lanceren, zonder succes. 2 van hen wisten te ontkomen en deden ook geen pogingen om de veel
sterkere strijdmacht te verslaan.
De zusterschepen van de Warspite
Ondanks het feit dat de Warspite een onovertroffen cariere in oppevlakte gevechten had
tegenover vijandelijke schepen, werd het slagschip op 12 maart 1947 verkocht voor de sloop. De
Barham was een zusterschip van de Warspite en zou de oorlog niet overleven. Het
slagschip werd door de U-331 met 3 torpedo's tot zinken gebracht. De Valiant, ook een
zusterschip van de Warspite zou de oorlog wel overleven en het zelfde lot ondergaan als
alle Engelse slagschepen die de oorlog overleefden.
De Zara klasse
De Zara-klasse, bestond uit 4 zware kruisers, de Zara, Pola, Gorizia
en Fiume. Ze waren bewapend met een hoofdbewapening van acht 204 mm kanons en waren 182,7
meter lang en 20,6 meter breed. Geen 1 van hen zou de oorlog overleven.
De Conte Di Cavour klasse
De Conte Di Cavour klasse bestond uit 3 slagschepen, waarvan de eerste op 10 augustus
1910 op stapel werd gezet. De slagschepen waren na hun modernisering in 1937 186,4 meter lang en
28 meter breed. De waterverplaatsing bedroeg 29.100 ton en de hoofdbewapening bestond uit tien
320 mm kanons. Ze werden beschermd door een 249 mm dik pantsergordel. De Conte Di Cavour
werd in 1945 tot zinken gebracht door Amerikaanse vliegtuigen en na de oorlog gesloopt. De
Giulio Cesare werd na de oorlog in dienst gesteld door de Russen, maar zonk nadat het
slagschip op een mijn liep op 29 oktober 1955.
|