3. Hoe zijn de Griekse tempels ontstaan?
De Griekse tempel is gegroeid uit het megaron. De bouwkunst is
afgestemd op de godsdienst. In tempels belijden de Grieken hun geloof in de
goden. Aanvankelijk werd er hout en ongebakken steen gebruikt, later ging men
over op natuursteen.
Van de 8e eeuw af worden tempels volgens een vast plan, het megaron,
opgetrokken. De Griekse tempel is eigenlijk klein. De tempel dient alleen als
woonplaats voor de godheid, waartoe alleen de bedienaars van de eredienst
toegang hebben. Het is een ommuurde ruimte ,cella of naos genoemd, met op de
achtergrond een groot beeld van de godheid. Deze plaats werd door de priesters
gebruikt voor de verering van de god. Er achter lag soms het adyton
opisthodomos, een soort heilige der heilige ruimte. Hier maakte god zijn wil
bekend. Een pronaos gaf toegang tot de tempel. Voor of helemaal rond het gebouw
worden zuilen geplaatst. Het gaat bij de Griekse tempel niet om indrukwekkende
afmetingen, maar wel om de juiste verhoudingen. Daardoor wordt het bouwwerk
harmonisch en evenwichtig. Vaste maatverhoudingen beheersen de opbouw van de
Griekse tempel. De straal is de eenheidsmaat van het gehele bouwwerk.
Geleidelijk brengen ze optische verbeteringen aan. De omhoog rijzende zuilen,
die bij loodrechte stand waaiervormig schijnen te divergeren, laten ze licht
naar binnen overhellen. De hoekzuilen. die meer licht opvangen en daardoor
dunner lijken, maken ze zwaarder en plaatsen ze dichter bij de naburige zuilen.
De lange dwarsbalken laten ze licht opbuigen om het juiste horizontale
gezichtsveld te verkrijgen.
De Griekse tempels liggen altijd op de oost – westas. Dit is een verwijzing
naar de zon.