De Indische wandelende tak (Carausius morosus) is net als alle andere soorten wandelende takken een planteneter.
Wandelende takken behoren tot de insecten .
De Indische wandelende tak eet bij voorkeur de jonge bladeren van bijvoorbeeld braam, roos, klimop, liguster, framboos, meidoorn en vuurdoorn.
Wandelende takken zijn met name `s nachts actief.
Overdag hangen wandelende takken bewegingloos en goed gecamoufleerd tussen de takken en bladeren.
Sommige soorten wandelende takken krijgen `s nachts een donkerder kleur.

imago (volwassen insect) van een wandelende tak

    Het duurt ongeveer vier maanden voordat een wandelende tak volwassen is.
    In die periode vervelt de wandelende tak zes keer.
    Vlak voor de vervelling stoppen wandelende takken met eten en gaan ze ondersteboven aan een tak hangen.
    Eerst breekt de kop door het oude uitwendig skelet, waarna de wandelende tak zich uit zijn vel kan worstelen.
    Het oude huidje blijft achter (zie afbeelding).
    Voordat het nieuwe pantser hard is geworden groeit het insect door zich in eerste instantie vol lucht te pompen.
    Tijdens de vervelling zijn wandelende takken erg kwetsbaar.

    Na de laatste vervelling beginnen wandelende takken eieren te leggen.
    Uit slechts één op de tweeduizend eieren groeit een mannetje.
    Vrouwelijke wandelende takken kunnen zich voortplanten zonder tussenkomst van mannelijke wandelende takken.
    De Indische wandelende tak kan anderhalf jaar oud worden en tot 500 eieren leggen.
    De eieren zijn 2 mm lange donkere capsules met een dekseltje waarop zich een gelig knopje bevindt.
    Deze eieren komen na ongeveer twee à drie maanden uit.
    Mieren vinden de `gelige knopjes` lekker en verspreiden zo de eieren van de wandelende tak.