Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Opgraven of niet opgraven?

Wie iets van archeologische waarde vindt, zal zich vaak niet bewust zijn van de regels van het spel. Het lijkt ook zo simpel: je vindt immers iets. Waarom zou je het niet mogen houden? Toch zijn er regels. Regels waar je je aan moet houden. Hoe die regels luiden en waarom ze er zijn, blijkt uit het onderstaande.

Ooit, in een inmiddels al wat verder verleden, kon het allemaal nog. Archeologen en schatgravers konden beide hun gang gaan. Mensen als Heinrich Schlieman, de herontdekker van Troje, en Howard Carter, bekend van zijn opgravingen in Egypte, konden hun werk tamelijk ongestoord uitvoeren. Maar ook schatgravers zonder veel oog voor de historische waarde van opgravingsgebieden gingen hun gang. Vondsten werden simpelweg geroofd en kwamen in collecties van buitenlandse musea of rijke particulieren terecht. Met de opkomst van archeologie als wetenschap kwam er echter steeds meer aandacht voor de historische waarde van archeologisch onderzoek. Bescherming van zowel vondsten als bekende vindplaatsen nam toe. In Nederland leidde dit in 1988 tot het opstellen van de Monumentenwet. In 1990 werd vervolgens de Raad voor het Cultuurbeheer opgericht. Deze Raad kent een speciale Commissie Onderwaterarcheologie, die bepaalt welke vindplaatsen tot beschermd gebied worden verklaard. Ook tussen landen onderling zijn er nu afspraken gemaakt over de wettelijke bescherming van archeologische vondsten. In 1992 tekende Nederland bijvoorbeeld de Conventie van Malta, een internationaal verdrag. Hierin regelden de Europese ministers van cultuur, dat bij verstoringen van archeologische vindplaatsen 'de vernieler betaalt'. Ook is te verwachten, dat als gevolg van de overeenkomst het gebruik van metaaldetectoren meer aan vergunningen zal worden gebonden. Dat elders in de wereld nog steeds gevallen van schatgraverij plaatsvinden, blijkt overigens uit de tekst van de krantenartikelen, elders op onze homepage.

Graven of vinden?

Wat betekent dit nu allemaal voor een 'gelukkige vinder'? Ten eerste mag je niet bewust op een bekende vindplaats gaan graven. Sterker nog: opgravingen in het algemeen zijn verboden, als er niet eerst een vergunning van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verkregen. Alleen de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), het Rijksmuseum van Oudheden en een aantal universiteiten en gemeenten hebben toestemming om een opgraving uit te voeren. De ROB moet altijd van dergelijke opgravingen op de hoogte zijn.

Nu is het natuurlijk mogelijk, dat je spontaan een al dan niet waardevol archeologisch object vindt. Als de vondst ouder is dan 50 jaar, moet hij worden aangemeld bij de ROB of bij de burgemeester van de desbetreffende gemeente. De ROB heeft dan het recht een dergelijke vondst een half jaar bij zich te houden voor wetenschappelijk onderzoek. Iets anders is het echter met het eigendomsrecht gesteld. Bij een toevalsvondst wordt het eigendom in principe verdeeld tussen de vinder en de eigenaar van de grond. Aangezien een dergelijk verdeling wel eens voor problemen kan zorgen, wordt de vinder meestal als de rechtmatige eigenaar beschouwd. Als de vondst een aanzienlijke waarde heeft, wordt de opbrengst ervan verdeeld tussen de vinder en de grondeigenaar. Een uitzondering vormen vondsten van een officiële opgraving: zij gaan naar een provinciaal depot, waarvandaan voorwerpen soms weer aan musea worden uitgeleend.

Wat mag er dan wel?

Nu is het niet zo, dat je eigenlijk helemaal niet met actieve archeologie bezig mag zijn. Integendeel: er zijn verschillende mogelijkheden om bij archeologische projecten betrokken te raken. Zo zijn er een aantal verenigingen en contactgroepen, die zich op een verantwoorde wijze met (onderwater-)archeologie bezighouden. De adressen hiervan zijn elders in dit boekje te vinden.

Daarnaast mag je in principe zogenaamde veldverkenningen doen. Op mogelijk interessant terrein mag je, eventueel met toestemming van de grondeigenaar, naar archeologische sporen zoeken. Graven is daarbij niet toegestaan, maar je kunt natuurlijk altijd iets vinden in omgewoelde grond. Denk hierbij maar aan omgeploegde akkers of door stroming vrijgekomen bodem. Aangezien je waarschijnlijk niet zo maar, spontaan, een vindplaats tegenkomt of weet wat je kunt vinden, is voorbereiding belangrijk. Probeer wat literatuur te vinden over de historische achtergrond van een bepaald gebied, zodat je weet wat je kunt aantreffen. Als je een vondst doet, moet je uiteraard wel contact opnemen met de ROB. Een archeoloog kan dan desgewenst vaststellen of er sprake is van historisch belang en of er wellicht meer onderzoek nodig is. Zoals hierboven reeds vermeld, betekent dit niet, dat je de vondst zonder meer kwijt bent. De vinder blijft vaak de eigenaar. Wel is het natuurlijk leuker, als je zelf ook meer te weten komt over je vondst. De beoordeling door een archeoloog of, als het om een belangrijke vindplaats gaat, misschien wel je vrijwillige medewerking aan een onderzoek zijn toch ook de moeite waard om de officiële weg te bewandelen.

Wie uit interesse meer wil, dan alleen maar toevallig iets vinden, kan zoals gezegd contact opnemen met een van de organisaties uit de adreslijst. Je leert dan meer over (onderwater-)archeologie en houdt er wellicht een extra hobby aan over.

Dik Vuik

Literatuur

Archeologische almanak. Wie, wat en waar in de Nederlandse archeologie. (Abcoude, 1992)
Opgraven en vinden. Rechten en plichten in de archeologie. Folder, op aan vraag verkrijgbaar bij de ROB.
schip op balk Terug naar de beginpagina
schip op balk

Bijgewerkt op 11/08/1997