Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

IK HAD EEN WAPENBROEDER, MAARTEN 'T HART

	6'druk.
	Amsterdam 1980 (1' druk 1973)
	Psychologische roman

Korte inhoudsweergave
Ammer Stol, een dominee's zoon die veel van zijn vader houdt en zijn moeder min of meer verafschuwt, krijgt in zijn militaire dienst voor het eerst van zijn leven een homosexuele verhouding. Zijn vriend, Arthur Holm, heeft al meer ervaring op dit gebied gehad, en ziet deze verhouding i.t.t. Ammer als een vrijblijvende verhouding zoals alle andere. Arthur is vanwege zijn afkomst (Joods) ge&îuml;nteresseerd in de Duitse concentratiekampen. Daarom heeft hij ook Duits gestudeerd en wil er proberen achter te komen hoe iemand zo ver kan komen om andere mensen zo te behandelen. Arthur levert doorgaans veel kritiek op Ameer, om dat Ameer niet vecht om het beste eten. Hij zegt dat hij in een concentratiekamp de eerste zou zijn die omkwam, en dat hij te zwak zou zijn om iemand te doden.
Aan het einde van de kleine oorlog (een nep-oorlog) gaat Arthur veel om met Sergeant Eelwout, wat bij Ammer jalousie opwekt. Later vertelt Arthus, dat hij eingenlijk niet begrijpt waarom hij op Ameer valt: Sergeant Eelwout is eigenlijk veel knapper.
In één van de vijre weekenden logeert Ammer bij Arthur. Hier blijkt dat Ammer een travestiet is. Ze "lenen" kleren van de twee lesbische huursters van Arthur en Ammer trekt ze aan. Ze gaan er mee naar buiten en Ammer leeft het hele weekend als vrouw. Hij wil geen afstand meer doen van zijn kleding. Arthur vindt hem een aansteller. Ze hebben min of meer ruzie als ze terugkeren naar de kazerne.
De volgende morgen hebben ze een schietoefening. Ammer vraagt of hij naast Arthur mag staan: hij wil zich min of meer bewijzen, dat hij niet zwak is. De eerste keer gaat zijn pistool niet af, hij draait zich om en schiet Ammer dood. Het was een ongeluk zo verklaarde hij later.
Ammer mag onder begeleiding naar de begrafenis van zijn opa. Hier weet hij via de grafkelders te ontsnappen en komt iemand tegen, die aan dezelfde universiteit heeft gestuurd als hij: Maarten, een bioloog (!). Hier vertelt hij alles: hij weet niet hoe hij het duidelijk moet maken dat het een ongeluk was.

Tijd
De verteltijd, uitgedrukt in pagina's is 191.
De vertelde tijd bestrijkt een periode van enkele weken: nl. de eerste paar weken van de militaire dienst tot ± één week na de moord op Arthur.
Het verhaal begint na de moord. Alles wat voor de moord gebeurd is, is beschreven in enkele grote flash-backs (de grootste, nl. "De kleine oorlog" , beslaat één-derde deel van het boek).

Figuren
Ammer Stol : Een zachtaardige, tere jongen. Hij is homosexueel en heeft voor het eerst verkering. Hij heeft Engels gestudeerd in Leiden. Hij haat zijn moeder, maar houdt des te meer van zijn vader, die ook begrip voor hem heeft i.t.t. zijn moeder.
Omdat zijn vriend, Arhtur, steeds op een verwijtende manier opmerkt dat hij zachtaardig en teer is, wil hij zich bewijzen.
Arthur Hol : Ook hij is homesexueel geaard, maar omdat verkering voor hem een normale zaak is geworden, is hij niet zo aanhankelijk als Ammer. Vanwege zijn afkomst is hij geïntereerd in de Duitse concentratie-kampen. Hij heeft dan ook Duits gestudeerd en probeert te ontdekken, waarom mensen zo wreed kunnen zijn. Hij doet dit door zelf ook wreed te zijn (bv. met ratten).

Ruimte
In de chronologische volgorde van het verhaal veranderen de ruimten:
* de kazerne, de douche ruimte, de exerceerplaats, het bos, het huis van Arhtur: deze plaatsen worden gebruikt in het begin. Dit zijn de ruimten waar Ammer samen met Arthur is.
* de schietbaan: hier vindt de moord plaats en hierna komen de ruimten uit het vorige punt niet meer terug.
* de cel: hier zit Ammer opgesloten en denkt hij over alles na.
* de begraafplaats: hier vlucht hij en hierna komen de ruimten uit de vorige punten niet meer terug.
* het huis van Maarten: hier is hij veilig en kan hij het hele verhaal aan iemand vertellen.

Vertelwijze
Het verhaal is geschreven vanuit de ik-persoon. Het perspektief ligt bij Ammer: hij wordt voortduren gevolgd in zijn doen en laten.

Stijl
De zinnen hebben over het algemeen een normale lengte, al komen extreem korte zinnen vaker voor dan extreem lange. De opbouw, die 't Hart gebruikt, is meestal de gewone: ond. + pv. + rest. Hij gebruikt woorden die in het dagelijkse gangbare Nederlands ook gebruikt worden.

Titelverklaring
IK HAD EEN WAPENBROEDER
Dit wordt feitelijk gezegd door de hoofdpersoon, Ammer Stol. Het "HAD" duidt erop dat deze "WAPENBROEDER", Arthur Holm, uit zijn leven verdwenen is. Arthur wordt een wapenbroeder genoemd, omdat hun relatie zich voornamelijk in hetleger afspeelt.

Thema
Het tragische lot van homosexuele liefdesverhouding in hetleger.
Ammer wordt door Arthur steeds verweten dat hij te zachtaardig is, daardoor wil deze zich bewijzen en begaat een ongeluk.

Bio/bibliografie
Biografische gegevens:
Maarten 't Hart werd in 1944 te Maassluis geboren en groeide op in een gereformeerd milieu (net als Wolkers en Biesheuvel). Zijn vader was o.a. doodgraver. Hij studeerde biologie aan de universiteit van Leiden en werkt daar nu als etholoog. Hij is gepromoveerd op een dissertatie over het paargedrag van stekelbaarzen. Hij schrijft onvoorstelbaar veel en in hoge mate autobiografisch. Thema's: het gereformeerde milieu, sexualiteit, verliefdheid, dieren, de dood van de vader en de moder, het huwelijk en het feminisme.
Belangrijkste werk:
1971: Stenen voor een ransuil (roman)
1973: Ik had een wapenbroeder (roman)
1974: Het vrome volg (verhalenbundel)
1977: Mammoet opzondag (verhalenbundel) & laatse zomernacht (novelle)
1978: Een vlucht regenwulpen (roman)
1979: De aansprekers (roman)
1981: De zaterdagvliegers (verhalen)
1982: De droomkoningin (roman)
1983: De kroongetuige (roman) & Het roer kan nog zes maal om ( autobiografie)
1984: De ortolaan (novelle; boekenweekgeschen)
1986: De jacobsladder (roman)

Willem Theuws - April 1988


Heb je zelf nog uittreksels stuur ze dan naar mij.