>>>het keerpunt

De wind was scherp en koud die avond. In het verlaten stadspark mat hij zijn kracht aan de massieve eiken; bladeren, kleine takken en wilde kastanjes rukten zich los van hun bomen en dansten een polka op de aangelegde paden. Het water in de grote vijver werd met hortende golven opgejaagd, maar scheen nooit over te lopen. Herfst in Slobodjev: Ilja hield beide handen aan haar hoofd om de haren uit haar gezicht te houden. Hoewel ze al luid sprak, werden haar woorden overstemd door het gebulder. ‘Wat?!’, schreeuwde Mirza. Ze schreeuwde altijd als ze iets zei, vooral als ze opgewonden was. ‘Morgen’, zei Ilja. ‘Bij Mickael. Hij woont in de Pjotrstraat, weet je wel? Hij wordt twintig, of eenentwintig, dat weet ik niet precies. Dat doet er ook niet toe. Er worden veel mensen verwacht’. Mirza knikte en lachte breed. Haar smalle lippen en korte haren hadden iets brutaals, haar bruine ogen waren onrustig en levendig. Ze knikte nog eens. ‘Het wordt leuk’. Ilja glimlachte. ‘Natuurlijk wordt het leuk. Slaap maar goed, Mirza’. ‘Slaap goed, Ilja. Waar spreken we af?’ ‘Aan de brug, vierde paal. Om acht uur. Vergeet het niet!’ Mirza lachte.

Pavlo was groot en vriendelijk en blond, wat hem zowel letterlijk als figuurlijk deed uitsteken boven de rest van het gezelschap. Hij leidde hen door de kamers van het huis, die stuk voor stuk vol stonden met onbekende mensen. ‘Hier, tast maar toe! Hasta la vista!’ De drankjes die hij haalde uit de zelfbedienings- bar, brandden als hellevuur maar lieten een aangenaam hete gloed achter in hun borstkas. ‘Dit is waar mijn grootvader naar ruikt als hij thuis komt van het veld’, giechelde Mirza in Ilja’s oor. Ze nam nog een klein slokje en probeerde zich in te beelden dat het het bosbessensap was dat bij haar thuis werd gemaakt. Ze wilde dat het niet zo luid was in de kamers, en dat die onbekende lijven zouden ophouden tegen haar op te botsen. Pavlo was aardig. Hij kende veel mensen in het huis. ‘Mirzki’, fluisterde Ilja haar toe, ‘kom mee’.

Het koude water deed goed. De muziek klonk gedempter in de met marmer bezette badkamer en de stemmen leken van hieruit op het veraf gelegen geruis van een snelweg. ‘Alles goed?’ ‘Alles goed.’ Ze lachten naar elkaar. ‘Dit is het leven, Mirza’, zei Ilja. Haar ogen blonken. ‘Ja, dit is het. We zullen het hen eens laten zien!’ De deur zwaaide open, eerst gereserveerd op een kier, dan helemaal. Pavlo’s stem schalde in de lege ruimte. ‘Hier zijn jullie. Ik dacht al dat ik je zag weglopen.’ Achter hem trad een gestalte in het licht. ‘Dit is Marko. Hij komt uit Griekenland.’ Marko gaf beide meisjes een hand. Pavlo wreef zijn handen in elkaar. ‘En nu terug naar het feest!’ Achter hun weglopende ruggen knepen de vriendinnen elkaars hand. ‘Hasta la vista, Ilja!’

Hij kon goed dansen, maar de muziek was te hard. En waarom hingen de zware luchters aan het plafond nooit stil? Zijn handen waren zoekend en lagen allang niet meer waar de gewoonte was als je elkaar pas kende. Ilja zocht met haar ogen de ruimte af naar haar vriendin. Ze zag haar niet. Misschien kwam het door het licht, dat erg vreemd deed vanavond. Ze had het warm. Warmte was overal, in haar borst en haar hoofd en op de plekken waar zijn handen schandplekken leken te branden. Warme alcohollippen tegen haar oor, in haar nek. Draaiende, schrijnende lampen. Twee onbekende handen drongen haar lijf tegen het zijne, spraken woorden die ze niet verstond. Wie was hij? Waar was zij? En waar was Mirza? Ze rukte zich los en liep op onvaste grond door pakjes aaneengeplakte mensen, mensen die stonden, zaten of lagen. Pavlo volgde haar niet, maar staarde haar met een spijtige graagte achterna. De nacht was jong en wie weet wat er nog kon gebeuren.

Mirza stond voor de gevel over te geven. Ze keek Ilja lachend, maar met tranende ogen aan. ‘Hasta la vista!’ ‘Kom, Mirzki. We gaan naar huis.’ Met kleine alcoholpasjes verlieten ze stevig omarmd het trottoir. De ijskoude nacht deed de mist in hun hoofd langzaam opklaren. ‘Marko had nog niet veel meisjes gehad. Hij was verlegen, zei hij, daarom. Maar hij was niet verlegen!’, schreeuwde ze opeens tegen een nachtwaker die aan de andere kant van de straat kuierde. Ilja verstevigde haar greep en spoorde haar aan sneller te lopen. De wind was bedaard, de nacht bijna vredig nu. De sterren stonden eenzaam en hard aan de hemel. Het was net niet volle maan, zag Ilja. ‘Hij heeft mij uitgescholden. Ik heb wel gehoord wat ze over je zeggen, zei hij. Hij...’ De tranen rolden heet over haar moeë gezicht. Hun stappen klonken hol.

Ilja stak de lamp in haar kamertje aan. Ze had verwarming in haar appartement, wat een luxe was in deze buurt. Mirza stond onbeholpen in het midden van de kamer alsof ze er een vreemde was. Flakkerend sterkte het vlammetje aan. In het warmgele licht dansten grote vliegen over de muren. ‘O, Mirza...’ Ze trok haar de jas uit alsof ze een pop was en veegde haar het vuil van de wangen. ‘Huil niet, alsjeblieft. Ik wist niet... Ik dacht dat het nu echt iets zou worden, dat...’ haar jas vloog tegen de muur en bleef in de hoek liggen. ‘Niet kwaad zijn.’ ‘Kom.’ Hun omarming werd een trage dans. Mirza neuriede zachtjes hun lievelingsmelodie uit Aida. Ilja zoemde mee, lachte dan ineens en schudde haar haren over haar schouders. ‘Je bent gek.’ ‘Jij bent gek.’ ‘Ik ken niemand anders die zo gek is als jij. Zouden we daarom geestesverwanten zijn?’ Het was waar, ze begrepen elkaar met halve woorden. Ze hadden elkaar ontmoet in hun laatste jaar school en na verloop van twee jaren hadden hun verschillende karakters zich aaneengesmeed tot een verbond met een eigen taal en eigen regels. ‘Vast wel. Geestesverwanten! Zo praat alleen Ilja!’

Het bed was een matras op de grond, groot en dik, waarvan de veren op sommige plekken door de vermoeide stof drongen. Ze lagen een tijd op hun rug, zwegen waar ze anders praatten tot zonsopgang. Ilja voelde zich dronken. Dronken van het maanlicht dat bleek het stof deed dansen in het schemerlicht, van de veren die haar nooit hadden gestoord en van de onregelmatige ademhaling naast haar. ‘Ilja.’ Mirza keek haar met wijdopen ogen aan. Er schemerde water in haar blik. ‘Sssst. Laten we er niet meer over praten.’ Onder de lakens hielden ze elkaar vast. ‘Ik zal het vergeten.’ Ilja gaf haar een kus. ‘Je weet het, dat ik van je hou.’ ‘Dat weet ik. En ik hou ook van mijn kleine Ilja.’ In hun veilige harnas verwarmden ze elkaar huid tegen huid. Hun handen neurieden een meeslepende opera, lippen componeerden melodieën alleen voor hen. Het grote herenhuis in de Pjotrstraat was veraf, de maan kneep voor een keer een oogje toe. ‘Mirja.’ ‘Wat?’ Haar vraag deed de donkerte trillen van spanning.

terug naar inhoud