Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
22. De Relikwiën

Degene die nog geen afstand hadden genomen van hun verlangens lieten tranen vloeien. De meeste monniken waren uit hun gewone doen en voelden verdriet. Alleen diegene die de cyclus hadden afgewerkt waren niet ontdaan want ze wisten heel goed dat het in de natuur van de dingen is om te verdwijnen. Spoedig hoorden de Mallas het nieuws. Zo snel als kraanvogels die worden achtervolgd door een havik haasten ze zich onder de indruk van het ongeluk, en riepen in hun wanhoop: 'Helaas, onze Redder!' Spoedig plaatsten de huilende Mallas, met hun machtige wapens, de Ziener op een kostbare baar van ivoor met ingelegd goud. Daarna voerden ze de ceremoniën op die pasten bij de gelegenheid en eerden Hem met vele soorten van lieflijke bloemenslingers en de fijnste parfums. Daarna pakten ze energiek en met devotie allemaal de baar vast. Slanke meisjes met rinkelende enkelbanden en koperkleurige vingernagels hielden er een kostbaar scherm voor dat als een wolk wit was met bliksemschichten. Sommige van de mannen hielden parasols op met witte bloemslingers terwijl anderen wuifden met witte jakstaarten ingelegd in goud. De Mallas brachten de baar langzaam naar de muziek, met ogen zo rood als die van stieren. Ze verlieten de stad door de Naga poort, staken de rivier Hiranyavati over en gingen door naar het Mukuta graf waar ze een brandstapel oprichtten. Zoet geurende bast en bladeren, aloëhout, sandaalhout en cassia gooiden ze op de brandstapel terwijl ze zuchten slaakten van verdriet. Uiteindelijk plaatsten ze het lichaam van de Wijze erop. Drie keer probeerde men de brandstapel aan te steken maar het wilde niet branden. Dit werd veroorzaakt door Kashyapa de Grote die over de weg naderde en wiens geest aan het mediteren was op pure gedachten. Hij verlangde de resten te zien van het heilige lichaam van de vertrokken Held, en het was zijn magische kracht die het vuur tegen hield te branden. Nu naderde de monnik met vlotte stappen ernaar verlangend om zijn Leraar nog eens te zien en nadat hij zijn respect had betuigd voor de Beste onder de Zieners laaide het vuur op. Al snel had het de huid, vlees, haar en ledematen vebrand. Maar hoewel er genoeg ghee was en brandstof en wind kon het Zijn beenderen niet verteren. Deze werden gelijk gepurificeerd met het fijnste water en in gouden kruiken gedaan in de stad van de Mallas. En de Mallas zongen er lofliederen over uit: 'Deze kruiken bevatten nu de relikwiën die groot zijn in deugd zoals bergen hun erts bevatten. Geen vuur kan deze relikwiën groot in deugd schaden; zoals het rijk van Brahma als alles is opgebrand. Deze beenderen, Zijn vriendelijkheid zit in ieder stukje; het vuur van de passie heeft geen kracht genoeg om ze te verbranden; de macht van de devotie heeft ze beschermd; hoewel ze koud zijn verwarmen ze ons hart!'

Enige dagen vereerden zij de relikwiën met de juiste vorm en met de hoogste devotie. Toen kwamen er echter, een voor een, ambassadeurs van nabijgelegen steden die om een deel van de relikwiën vroegen. Maar de Mallas, een trots volk en ook gemotiveerd door het eerbied voor de relikwiën dat ze hadden, weigerden om een deel af te staan. Ze waren integendeel bereid om ervoor te vechten. De zeven koningen, zoals de zeven winden kwamen met groot geweld tegen Kusinagara, en hun krachten waren als de stroom van de hoge Ganges.

Wijzere raadgevingen namen de overhand en de Mallas verdeelden met devotie de relikwiën van Hem die het Leven had begrepen. Een deel hielden ze voor zichzelf. De zeven anderen gaven ze aan de zeven koningen, elk een. En deze heersers, aldus vereerd door de Mallas, keerden terug naar hun eigen koninkrijk, blij dat ze geslaagd waren in hun opzet. Daar richtten ze met gepaste ceremoniën in hun hoofdsteden Stupas op voor de relikwiën van de Ziener.

Verder