Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Dieren in de Bio-Industie.

Hoewel kippen, varkens en runderen de grootste takken van de bio-industrie zijn, zijn er ook nog een aantal andere dieren die de slachtoffer van de bio-industrie zijn.

 

Kalkoenen.


In 1991 werden er in Nederland meer dan een miljoen kalkoenen gehouden en sinds die tijd is die aantal alleen maar gestegen. Je kunt de kalkoenenhouderij splitsen in bedrijven voor broedproduktie ( het fokken) en bedrijven voor de slacht. De consument heeft liever geen hele kalkoen meer op zijn bord maar stukjes van die kalkoen. Het meest in trek zijn poten, ontbeend vlees, vleugels en dergelijke. Daarom zijn de kalkoenen doorgefokt tot onnatuurlijk zwakke en zware dieren. Hennen wegen rond de kilo als ze zestien weken zijn. Bij een leeftijd van ongeveer twintig weken weegt een gemiddelde haan zo' n dertien kilo. Door hun grootte gewicht komen er net zo als bij de kippen veel pootgebreken voor. Omdat de dieren en vooral de hanen zo een grootte gewicht hebben zijn ze te zwaar om op de natuurlijke wijze te paren. Daarom gebruik en ze kunstmatige inseminatie.
De kalkoenen worden gestopt in grootte schuren. Er is een hoge bezetting, er zitten ongeveer zeven hanen op twee vierkante meter. Door het gebrek aan ruimte komt er net zoals bij kippen pikken en veerplukken voor. Ook hier w wordt als wijze van oplossing de snavels afgeknipt. Terwijl een veel simpeler oplossing zou zijn om de dieren meer ruimte te geven.
Het leven van een kalkoen is een korte leven. Kleine kalkoenen worden op een leeftijd van twaalf weken geslacht en grote kalkoenen op een leeftijd van zestien tot twintig weken.
 

Konijnen 


Konijnen horen vrolijk huppelende, rennende en geliefde (huis)dieren te zijn. Maar dit zijn ze niet altijd. In Nederland zijn er ruim zes miljoen konijnen in de bio-industrie, voorbestemd voor de slacht. Konijnen worden in de bio-industrie net zoals kippen in een batterij gehouden. En dan valt er niet meer te rennen en spelen voor het konijntje.
Je kunt de konijnen in de bio-industrie verdelen in twee groepen: voedsters en mestkonijnen.
Voedsters: voedsters zijn moederkonijnen die moeten zorgen van de constante aanstroom van nieuwe konijnen. Voedsters zitten net zoals alle andere slachtkonijnen in een kooi van 50 cm breed, 70 cm lang en 30 cm hoog. Eerst worden de voedsters bevrucht en d daarna worden den ze in hun eentje in een kooitje gestopt. Tijdens de laatste dagen van de zwangerschap wordt er een nestkastje aan de kooi bevestigd. Het is de bedoeling dat de konijn haar jongen hierin werpt. Maar dit gebeurt lang niet altijd want een konijn is niet gewend om in een kastje te baren. In het wild zou ze een gat graven voor de kleintjes. Dat gat zou ze dan afsluiten. Het nestkastje kan niet worden afgesloten en dat brengt de voedster in paniek. Omdat ze in paniek is werpt ze haar jongen op het draadgaas van de kooi.
Zelfs al worden de konijnen in het nestkastje geworpen dan zijn ze nog lang niet altijd veilig. In het wild zou de moeder haar kleintjes maar een keer per dag zien namelijk. tijdens het voeren. Omdat de voedster in de bio-industrie de hele dag in dezelfde kooi als haar jongen zit kan ze er zo van in de stress raken dat ze haar eigen kinderen vermoord. En als de voedster schrikt kan ze van schrik in het nestkastje boven op haar kinderen springen.
Meteen nadat de kleintjes worden gespeend, op een leef tijd van ongeveer vier weken, wordt de voedster opnieuw gedekt. In een jaar krijgt een voedster meestal tussen de 35 en 40 jongen. Als een voedster niet wil paren wordt ze net zo lang in een kooi met een ram gezet totdat er een paring plaatsvindt. Vaak worden de voedsters door de zware omstandigheden niet eens een jaar.
Mestkonijnen: Per keer werpt een konijn tussen de zes en negen jongen. Direct na het spenen worden de jongen bij de moeder weggehaald. Ze zijn dan vier weken oud. De jonge konijnen worden per worp in een kleinen kooi. Ze kunnen niet of nauwelijks bewegen. Door de kleinen kooien krijgen de konijnen veel problemen. Doordat ze zo dicht op elkaar zitten zijn ze net zoals alle andere bio-dieren erg vatbaar voor ziektes. Een van die ziektes is snot, een dodelijke bacteriële ziekte die de luchtwegen aantast.
Doordat de konijnen in een lage kooi zitten kunnen ze niet staan. Hierdoor heeft meer dan de helft last van een kromgegroeide rug. Andere lijden aan verlamming van de hartspier, darmkanaal of urine blaas. Door het dunne draad van de kooi gaan de voetzolen van de konijntjes kapot.
Door de verveling treden er vervelende gewoontes op. Voorbeelden hiervan zijn haarplukken, likken en knagen aan het gaas.
Een derde van de jonge konijnen sterft voor het einde van de mestperiode (11 weken).

Schapen.


Door de superheffing op melk is op veel melkveebedrijven wat grond vrij gekomen. Daarom houden veel boeren naast hun koeien ook schapen of geiten. In Nederland worden ongeveer 1.5 miljoen schapen gehouden. Van alle dieren in de bio-industrie hebben de schapen het nog wel het minst erg. De vlammetjes die in de lente worden geboren mogen bij hun moeder in de wei blijven. Een aantal van deze lammetjes worden al na acht tot twaalf weken geslacht. Ze noemen dit zuiglam en het is vooral in het voorjaar populair. Tegen het einde van het seizoen worden de andere lammetjes geslacht. Ze zijn dan vijf maanden oud. Sommige lammetjes hebben geluk en die worden niet geslacht. Ze worden dan gedekt om zelf voor nageslacht te zorgen.
Lammetjes worden in de natuur altijd in de lente geboren omdat de schapen in het najaar bronstig worden. Maar de boeren verdienen meer als de schapen vaker per jaar lammeren. Daarom krijgen de schapen twee en soms drie keer per jaar jongen. Dit is echter heel zwaar voor de schaap. Ook is het voor de lammetjes die buiten het seizoen om worden geboren minder leuk want die worden dan op stal gemest.

Geiten.


De geiten worden net zoals de schapen gebruikt als aanvulling op het inkomen van de veehouder. De geiten worden vooral gehouden voor de melk, waar ze geitenkaas van maken. Een melkgeit geeft ongeveer 700 liter melk per jaar.
Omdat een geit snel last heeft van tocht en kou worden de geiten op stro in een loopstal gehouden. Een melkgeit werpt een of twee lammeren per keer. Meteen na de geboorte worden de lammetjes bij de moeder weggehaald. De vrouwelijke lammeren worden dan opgefokt om in hun moeders voetsporen te treden en zelf ook melkgeit te worden.
De bokjes hebben het heel wat minder goed. Ze kunnen immers geen melk geven en er is ook geen vraag voor geitenvlees. Dus moeten ze dood. Als ze geluk hebben komt de veearts die ze een spuitje geeft. Maar wat veel vaker voorkomt is dat de boeren ze zelf op barbaarse wijze doden. Een voorbeeld hiervan is dat ze de bokjes met hun hoofd tegen de muur slaan. Dat is immers goedkoper.

Er zijn ook nog andere dieren die in Nederland in de bio-industrie leven. Voorbeelden daarvan zijn: lama's, herten, struisvogels, meervallen, eenden en slakken. De omstandigheden waar in ze leven verschillen van elkaar maar ze eindigen bijna allemaal op dezelfde manier: op iemands bord.