Insekten doorlopen meestal een gedaantewisseling van ei via larve en pop tot volwassen insekt.
In het algemeen kan men zeggen dat larven ingesteld zijn op eten en groeien,
terwijl de volwassen insekten de voortplanting en verspreiding voor hun rekening nemen.
Bij sommige insekten (zoals sprinkhanen en wantsen) komen uit de eieren jongen
die al op de volwassen dieren lijken, maar nog geen vleugels hebben.
Bij elke vervelling gaan zij meer op de volwassen dieren (imago) lijken.
Dit is de onvolkomen gedaantewisseling.
Hierbij wordt het popstadium overgeslagen.
Bij de volkomen gedaantewisseling lijkt de larve niet op het volwassen dier
doordat o.a. de vleugels en de samengestelde ogen ontbreken.
Deze larven vervellen enige malen.
Aan het eind van het larvenstadium wordt er een pop gevormd
waaruit na verloop van tijd het volwassen insekt kruipt.
Er worden verschillende larve-soorten onderscheiden: | |
Rups | Larve van vlinder, heeft 3 paar poten en 5 paar valse poten (de laatste zijn meer zuignapjes) |
Bastaardrups | Larve van bladwesp, heeft 3 paar poten en meer dan 5 paar valse poten |
Made | Larve van vlieg, bij en wesp, heeft geen poten en is bijna altijd wit |
Engerling | Larve van sommige kevers (o.a. meikever), heeft 3 paar poten |
Ook in het popstadium bevinden zich vele verschillen: | |
Vrije pop | o.a. bij kevers en netvleugeligen; hier zijn de poten, de monddelen en de aanleg van de vleugels niet door een gemeenschappelijk omhulsel omgeven |
Bedekte pop of mummiepop | Bij vele vlinders; hier zijn de verschillende lichaamsdelen aan de pophuid vastgekleefd |
Tonnetjespop | Bij de meeste vliegen; hier blijft de laatste larvehuid als een hard omhulsel om de pop heen zitten |
Cocon | De larve vormt een spinsel waarbinnen hij zich verpopt. Dit is het geval bij vele vlinders, blad- en sluipwespen |