Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Ogen

De mens is een kijkdier.
Ruiken, horen, voelen en proeven stellen bij ons niet veel voor,
maar zien doen we des te beter.
In figuurlijke zin zijn we één en al oog.
Maar voor veel insekten gaat dit letterlijk op.
Zij zijn nog meer afhankelijk van hun gezichtsvermogen dan wij.
Hun ogen zijn dan ook enorm groot.
Bij sommige vliegensoorten nemen ze wel negentig procent van de kop in.

In de insektenwereld komt het gezichtszintuig in twee typen voor:
het samengestelde oog en het enkelvoudige oog, dat ocellus wordt genoemd.
Veel insekten beschikken over beide typen en van hen wordt gezegd
dat die twee soorten ogen elkaar beïnvloeden en ondersteunen.

De enkelvoudige ogen zijn gewoonlijk in een aantal van drie aanwezig
en staan in een driehoek boven op de kop gerangschikt.
Ze zien eruit als kleine kraaltjes en zijn dikwijls heel goed zichtbaar.
Een meganisme om scherp te stellen hebben die zwarte, starende oogjes niet
en het enige waartoe ze in staat zijn is het waarnemen van licht en donker.
Maar voor bijvoorbeeld rupsen is dat voldoende: zelfs met goede ogen
zouden ze zich niet snel uit de voeten kunnen maken bij het ontwaren van een vijand.
Van zonlicht naar een schaduwplek kruipen is het enige waaraan ze behoefte hebben.

Samengestelde ogen, dat is een heel ander verhaal.
Die van vliegen en libellen zijn het meest opvallend.
Ze zien eruit als twee halve bollen waarover een prachtige, veelkleurige glans speelt.
Deze bollen bestaan uit talrijke afzonderlijke oogjes, die ommatidia worden genoemd.
Omdat die er als talloze geslepen vlakjes uitzien spreekt met van facetogen.
Deze oogjes zijn niet rond maar zeshoekig, zodat ze aan alle kanten
op elkaar aansluiten en er dus geen ruimte verloren gaat.
Het oppervlak van de oogbol wordt hierdoor optimaal benut.
Elk oogje heeft aan het oppervlak zijn eigen lens: de facet.
Deze vangt het invallende licht op en projecteert er een beeldje van.

In principe gaat het dus precies als bij ons met dat verschil
dat wij twee ogen hebben en een libelle vele duizenden.
En elk oogje functioneert zelfstandig en stuurt dus een signaal
naar de hersenen van het insect.
Deze zou in feite een mozaïkbeeld moeten zien
dat opgebouwd is uit talloze kleine stukjes.
De scherpte van dit beeld is afhankelijk van het aantal oogjes:
hoe groter het aantal des te fijner en dichter de beeldjes (het 'raster')
op elkaar staan en des te duidelijker en scherper het totaalbeeld wordt.

Daarnaast is het ook mogelijk dat de talloze beeldjes elkaar min of meer geordend overlappen.
In dat geval ziet het insekt geen mozaïk maar een totaalbeeld
van de omgeving zoals ook wij mensen dit waarnemen.
Ook nu blijft de kwaliteit afhankelijk van het aantal oogjes.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Insekten