Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

De grafkist

De mummificering van het dode lichaam had op zich slechts tot doel de dode gereed te maken voor het eeuwige leven. Nadat het lijk door het balsemen en het inwikkelen met linnen was beschermd, werd voor de verdere bescherming nog een grafkist (zie foto) gebruikt, en indien mogelijk een sarcofaag die deze omsloot.

De grafkist was meestal aan de binnenkant beschilderd. Deuren en ogen speelden daarbij een belangrijke rol. De overledene, die in zijn grafkist leefde als in een huis, moest zijn woning ook kunnen verlaten, wanneer hij, of liever gezegd zijn ka, zich in de buitenwereld wilde begeven. De ogen hielpen hem bijvoorbeeld om de grafgeschenken waar te nemen, om de opgaande zon te zien of andere gebeurtenissen waar te nemen. Ook werd op de wand van de grafkist een 'landkaart van de onderwereld' aangebracht, die de dode in staat zou stellen de juiste weg te vinden. Toverspreuken hadden verder tot doel te voorkomen dat de dode in het gevaarlijke hiernamaals nogmaals zou sterven. Grafkisten in de vorm van een mummie kwamen pas tijdens het Middenrijk in opgang, toen het de gewoonte werd om het hoofd en de schouders van de overledene met een dodenmasker te bedekken. Dit masker had tot doel een optredende verandering in het gemummificeerde lichaam te compenseren, zodat de dode in elk geval door zijn ba zou worden herkend. De grafkisten waren meestal van linnen of papyrus gemaakt en versterkt door gips (kartonnage); aan het einde van de Tweede Tussenperiode, gebruikte men vaker houten kisten. Deze waren op een eenvoudige wijze versierd en voorzien van bandinscripties met een beschrijving van de overledene en afbeeldingen van goden.

Door de ontdekking van het graf van Toetanchamon weten we dat de koningen van het Nieuwe Rijk in meerdere in elkaar passende grafkisten werden begraven. Van de 19e tot de 21e dynastie kwam het gebruik om de mummie door een reeks in elkaar passende mummievormige grafkisten te beschermen zó sterk in de mode dat ook mensen van niet-koninklijke afkomst zich op deze manier lieten begraven. In deze periode werden ook steeds vaker meer versieringen aangebracht, zowel aan de binnenkant als de buitenkant van de kisten.