ANIMODe schoolkrant van Het Baarnsch Lyceum
Ronald Giphart
Op 24 februari 1999 was er op Het Baarnsch Lyceum een feestje: Het schrijversfestival. Natuurlijk was de ANIMO ook van de partij. Marieke ging kijken bij de onderbouw, wij waren naar de schrijvers voor de bovenbouw geweest. Maar wij hadden een bijzondere missie. Twee uur voordat hij voor de hele school kwam spreken, kwam hij bij ons en hadden wij hem voor ons alleen. Onder het genot van een patatje vuurden wij onze vragen op mister Ronald Giphart himself af.
In het begin van het gesprek lijkt het net of hij ons interviewt. Hij begint te vertellen over vroeger, in zijn tijd.
"In onze tijd was Jos Bus de begeleider van de ANIMO, die toen tien keer per jaar uitkwam Er waren ook twee schoolkranten: de ANIMO, maar ook "De Uitlaat". Dat was een illegale schoolkrant. De leerlingen moesten er wel een gulden voor betalen, maar we konden er wel alles inzetten wat we wilden. Hier zat ik ook in het begin bij, al was het een verboden krant voor de rector. Later zijn alle mensen van de Uitlaat naar de ANIMO gegaan, ook de tekenaar die bij jullie in de ANIMO staat, Jean-Marc van Tol. (Fokke & Sukke) Hij tekende ook veel voorkanten voor de ANIMO.
Maar, vertel eens, hoeveel mannen hebben jullie in de ANIMO zitten?"
Overdonderd door het antwoord, reageert hij:
"Geneen?! En hoeveel meisje? Twaalf!?! En geen jongens!?"
Hierna volgen nog een aantal vragen van zijn kant, waar wij keurig antwoord op geven, totdat we eigenlijk wel wat meer over hem willen weten…
"Hoe vind je het eigenlijk om hier op school weer terug te zijn?"
"Nou, ik heb eigenlijk een beetje hetzelfde gevoel als vroeger. Ik weet niet of dat nu nog steeds is, maar vroeger stonden de toffe mensen voor de deur te roken. De kneuzen liepen rondjes om de school. En ik behoorde sterk tot de kneuzen, want ik rookte niet en ik was erg klein. Ik schoot pas door toen ik een jaar of zestien was.
Ik kwam ook van een andere school, ik kwam pas hier toen ik vijftien was. Ik sprak Dorts, wat lijkt op het Haags. En hier sprak iedereen met een Gooische R."
"Heeft u dan zo’n hekel aan kakkers"
"Nee, niet echt, maar ik moest ineens wel een stoomcursus kak-praten volgen. En omdat iedereen elkaar al kende, echt zo’n clubje. In het begin had ik het daar wel een beetje moeilijk mee. Maar op een gegeven moment kwam ik bij de ANIMO en later werd ik senior. Wij waren echt een opstandig groepje. Met de Grandi-Art enzo, daar hadden de leraren niks over te vertellen."
"Ja, dat is nog steeds een van de grootste evenementen in het jaar. Iedereen leeft er naar toe."
"Ja, dat is wel gaaf inderdaad. Zijn er nog steeds zoveel toneelstukken?"
Weer komt er een aantal vragen op ons af. Achja, we begrijpen zijn nieuwsgierigheid best en hebben alle tijd. Toch komen wij ook weer aan de beurt.
"Was er vroeger wel al een Artistieke Interlyceale?"
"Jawel, die was er al heel lang. Maar voor de Grandi-Art was er alleen een Artistieke Avond. Dan werden de spelers en sprekers aan het publiek getoond. Van alles was er toen maar een.
Toen ik senior werd, wilde onze groep wel wat anders. We hebben toen de Grandi-Art bedacht. Dat komt van Grandioos Artistiek".
Vol trots laat hij ons het eerste Grandi-Art programmaboekje zien.
"Wij waren van de Seniorengroep ‘afspraak ’86’. We hadden de verkiezingen gewonnen onder de belofte dat wij dat jaar voor het eerst in 10 jaar de A.I. zouden winnen. We deden er dan ook alles aan om de Artistieke Interlyceale te winnen. En dat is toen ook gebeurd. We moesten er wel een gore truc voor uithalen. We hadden een regel ingesteld dat dans in plaats van twee keer, één keer zou meetellen. Dat hadden we namelijk verloren. Toen konden we dus net winnen. Dat was wel bijzonder, in mijn tijd won het Baarnsch bijna nooit."
"Heeft u een leuke schooltijd gehad hier?"
"Ja, zeker."
"Waar ergerde u zich aan?
"Ik ergerde me eigenlijk nergens aan. Het Baarnsch vond ik een hele leuke school. De school had heel veel geld over voor culturele dingen en ik was bij de ANIMO-redactie.
We hadden ook een heel actief…"
Dan stoort de moderne communicatie ons. Met een luide prrr gaat zijn mobieltje af. Na een kort gesprekje kunnen we ons interview toch hervatten.
"Ik vond Nederlands een heel leuk vak. Mijn eerste leraar was men. De Wijs. Ik vond hem heel erg leuk, want hij was, ik weet niet of het nu ook zo is, erg bezig met sex. In mijn tijd was het zo dat hij bij elke spreekbeurt de spreker daarover ging uithoren. Dat was wel grappig. Ik vond het wel een geschikte vent.
En toen kreeg ik meneer van Bueren en dat, ja, dat vond ik echt fantastisch. In mijn tijd was meneer van Bueren de absolute lieveling van de school. Dat ik de schrijver ben, die ik ben geworden, dat komt door meneer Van Bueren. Hij heeft me in een bepaalde richting geduwd. Het is heel belangrijk dat er in een fase van je leven iemand komt die je een bepaalde richting op duwt. En hij was altijd erg bezig met plezier in de les. Daar was hij hartstikke goed in.
Hij las ook onze lievelingsboeken voor. Ik had hem in 5Vwo en 6 Vwo.
Geen kwaad woord over meneer van Bueren."
"Wat vond u absoluut een verschrikkelijke leraar?
"In mijn herinnering vond ik alle leraren wel aardig. Ik had wel een goed contact met de leraren. Ik ben er wel vaak uitgestuurd, heel vaak bij meneer Bos van economie, daar had ik soms echt oorlog mee. Maar ik vond hem eigenlijk helemaal geen ongeschikte man, hoor.
Meneer Ragas, die vond ik niet echt aardig. Maar ook dat valt ook best mee. Maar dat is ook een mens. Toen ik hier op school zat hadden de leraren een leeftijd die ik nu heb. Je ziet leraren dan gewoon niet als mensen. Je kan echt niet geloven dat ze na school gewoon achter de tv gaan zitten. Het zijn echt mensen. Ze hebben twijfels en ze weten ook dat ze uit hun nek zitten te ouwehoeren. Het lijkt mij ook echt niet leuk om leraar te zijn. Ik vind leerlingen zo vreselijk…Ik ben ook echt af en toe een beetje angstig voor een groep leerlingen. Ook toen ik hier met de auto aankwam en jullie bij de ingang zag staan dacht ik al: ‘o, daar staat weer zo’n groep.
"Heeft U gymnasium gedaan?"
"Nee. Maar Visser was echt mijn favoriete leraar. Hij is gewoon een vent met persoonlijkheid. Ik had mijn eerste boek geschreven. Dat is toch heel lekker dat je zelf een boek hebt geschreven.
Nou, een vriend van mij die moest hier invallen als leraar. Die zei: ’Kom een keer langs, joh, da’s leuk’ Ik kwam, en ik ging de lerarenkamer binnen na mijn debuut, Ik hab al gehoord van Booij, die vond het niet echt goed, en onze vriend Eljan had al gezegd: ‘Een leuk boekje om in bad te lezen.’
Ik kom dus binnen, komt Borst naar me toe, dat zit me nog steeds dwars, later hebben we het wel uitgepraat, maar toch…Van Bueren was belangrijk, maar Borst was natuurlijk net zo belangrijk. Hij en meneer Bus waren de enigen die ik nog een beetje als mensen zag. De rest waren allemaal leraren. En meneer Borst kwam dus naar me toe en zei: ’Ik vind het niet zo’n goed boek’ Later heeft hij gezegd dat hij dat niet gezegd heeft, maar in mijn herinnering was het zo.
Visser was echt de enige die op me af kwam lopen en zei: ‘Godverdomme, wat goed dat het je gelukt is!’ Alleen een leraar die al godverdomme zegt, niet zo hypocriet. Volgens mij houdt hij echt van zijn leerlingen. Nee, over het algemeen had ik niet echt problemen met leraren. Ik ben er wel vaak uitgestuurd en ik ben twee keer geschorst."
"Zozo, waarvoor dan wel?"
"De eerste keer, toen was meneer ’t Hooft (de vorige rector) net aangesteld en toen wilde een jongen een leerlingenstaking gaan organiseren. Ik wist dat er een vergadering zou komen in het aardrijkskundelokaal, we wisten echt zeker dat we gingen staken, de school ging plat.
Ik kwam toen het lokaal binnen en ik wist niet dat er inmiddels alweer besloten was dat we niet meer gingen staken en er een leerlingenraad zou komen, maar ik kwam dus dat lokaal binnen en ik roep: ‘Zo, gaan we staken?’
En ’t Hooft zei: ‘Jij! Weg!’ Ik moest dus weg en ik was de oproerkraaier.
De tweede keer op de Grandi-Art toen hadden we God beledigd en omdat ik het toneelstuk geschreven had, werd ik weer geschorst.
Ook een keer, toen was ik al senior, hadden we een hockeyteam uitgenodigd om voor de Dies een soort modelwedstrijd te spelen. Dat wilden ze wel, maar alleen als ze dan kaarten kregen voor het feest ’s avonds. Dat waren toen echt heftige feesten. Maar er was een probleem, want zoveel introduceekaarten hadden we niet. Toen hebben we er illegaal 100 bij laten drukken.
Helaas had iemand ons gehoord in de gang, een conrector. Toen moesten we bij de rector komen en die zei: ‘ik weet het goed gemaakt, dat hockeyteam mag komen, maar er wordt dan geen wijn geschonken.’ Ons bestuur zou dus ontheven worden of er werd geen wijn meer geschonken. Dat laatste hebben we toen maar gekozen.
"Sindsdien is dat nooit meer teruggekomen"
"Ja, maar toen liep iedereen met whiskey in z’n zakken. Ja, toen waren het echt wilde feesten."
"Nu zijn er op feesten ook meer leraren dan leerlingen"
"Verschrikkelijk! Ik krijg sowieso een beetje de indruk dat het hier pisbraaf is geworden."
"Als we zo naar jouw verhalen luisteren, inderdaad ja. Was het ook leuker vroeger?"
"Ik weet het niet. Ik denk wel dat er meer kon.
Ik heb nog wel een leuke anekdote voor jullie. De ANIMO, dat was het vakantienummer. Maar de drukker had een foutje gemaakt en toen was de buitenkant zonder plaatje, was gewoon helemaal rood, onbedrukt. Jean-Marc zat een beetje te tekenen toen wij aan het rapen waren. En toen had hij op de voorkant in plaats van ‘ANIMO’,‘SEX’ geschreven. Met, ter illustratie, een jongen en een meisje die wild met elkaar naar bed gingen. Hij had die ANIMO tussen de andere ANIMO’s gelegd. Maar wie kreeg die ANIMO: juist een leerling uit de eerste klas met een vader in het leerlingenbestuur. Dus wij werden bij de rector ontboden en Jean-Marc kreeg alles over zich heen en mocht toen geen hoofdredacteur meer zijn, wat hij was."
"Wij hebben soms nog wel last van censuur, dat zouden wij echt niet mogen doen"
"Nou, belachelijk, het staat in de wet dat dat niet mag, hoor. Maak er maar eens een themanummer van."
"Wilde U altijd al schrijver worden?"
"Ik wilde eerst striptekenaar worden, en toen toneelspeler, dat heb ik heel lang gewild. Tot m’n 18e ofzo. Toen wilde ik wel toneelschrijver worden, ik had een toneelstuk geschreven nadat ik van school was. En dat vond ik veel leuker.
Ik heb nu ook net een theatershow gemaakt, samen met Joost Zwagerman. Dat hebben nu 40 keer gespeeld, maar na 20 keer wordt je daar wel moe van. Maar toneelspelen is op zich wel heel erg leuk.
Dus vanaf mijn 17e/18e wilde ik schrijver worden, dat had een beetje te maken met cognitieve dissonantie. Dat is dat als je zelfbeeld beschadigd wordt door een rotopmerking, dan probeer je je zelfbeeld weer te herstellen, door de rotopmerking anders te interpreteren.
Jean-Marc en ik deden dat ook: wij waren dan wel kneuzen, maar wij wisten veel van literatuur af."
"Wilde U altijd al schrijver blijven? Had U geen andere ambities?"
"Jawel, een heleboel anderen. Bijvoorbeeld toneelspelen en zelf een film maken."
"Wie krijgt dan de hoofdrol?"
"Het allerliefste? Monique van de Van toen ze 19 was. Maar ik wil stoppen met schrijven als het niet meer leuk is. Maar niet als de buitenwereld stom doet of zo, ik krijg al bakken kritiek over me heen.
"Wat trok U zo aan in het schrijven?"
Cognitieve dissonantie natuurlijk. En op school moest ik het niet echt van mijn uiterlijk hebben en om toch een beetje indruk te maken op de meisjes, dat wij toch wel wat waren, zaten Jean-Marc en ik met Kafka in de gang zo van :" he, heb je dit gezien?"
En er bleek toch een slag artistieke meisjes te zijn die dat wel leuk vonden en zo is het begonnen.
"Ik heb ergens gelezen dat maar 3% van de Nederlandse jongeren regelmatig een boek leest. Wat vindt U daarvan?"
"Dat is heel erg weinig. Wat is literatuur, wat willen mensen? Mensen willen geamuseerd worden en aan de andere kant willen ze reflectie, dus dat ze nadenken over waar ze me bezig zijn. En dat hoeft niet zo zeer zijn van: ‘Nu wil ik over mezelf nadenken’ Maar dat kan wel als je bijvoorbeeld naar Paul de Leeuw kijkt en er gebeurt is doordat je gaat lachen, Paul de Leeuw die een jongetje afzeikt. Maar aan de andere kant moet je er ook over nadenken: Waarom kan ik het niet hebben als Paul de Leeuw een jongetje van 7 afzeikt. Dus vermaken en nadenken, leren en vermaak, dat zijn echt eeuwenoude begrippen.
Literatuur moet mensen dus niet alleen vermaken, maar ook laten nadenken over zichzelf. Literatuur moet dus aansluiten bij je belevingswereld. Mij zeggen boeken uit de jaren 80/90 meer dan boeken uit de vorige eeuw. Niet dat dat nou slechte boeken zijn, maar ze zeggen mij veel minder dan de boeken uit de jaren 80/90.
Om jonge mensen te boeien moet er dus altijd jonge literatuur blijven. Vroeger was de gemiddelde leeftijd van de debutant was 35, nu is dat al 23. Dat is echt veel beter, want zo kun je mensen warm maken voor het lezen.
"Had U altijd goede cijfers voor Nederlands?"
"Nou, ik ben dislectisch. Ik geloof dat meneer Borst daar op een gegeven moment achter kwam. Ik wilde ook een 10 voor mijn mondeling halen, dus ik had 68 boeken op mijn lijst.
Maar het lukte me niet erg, want ik had een beetje gesmokkeld. Want De aanslag en Cirkel in het gras had iedereen erop staan, dus ik ook. Maar ik ging ervan uit dat ze daar niets over zouden vragen. Dat deden ze dus wel, en dat was wel balen.
"U heeft in Soest gewoond. Vond U Soest een leuk dorp?"
Ja, ik vond Soest een leuk dorp, maar ik vond Baarn; leuker, daar kon je tenminste uit, naar de PH.
"U schrijft soms over heel erg persoonlijke dingen, is dat nooit moeilijk?"
Ik weet wat er echt is en wat er niet echt is. Bijvoorbeeld Giph is niet echt autobiografiscch en Phileine gaat over een meisje, dus ook niet echt."
"Zou U wat anders willen doen? Heeft U ergens spijt van?"
"Nou, ik heb wel eens wat onaardige dingen over leraren van Het Baarnsch Lyceum gezegd wat een beetje verdraaid is en in een interview is terechtgekomen en dat waardeerden ze hier niet echt. Maar echt spijt…
"Bent U gelukkig?"
Ja, ik ben erg gelukkig?
"En waarom?’
"Gelukkig is eigenlijk een stom begrip, het is meer een moment. Het is een beetje een christelijk begrip zo van: Nu gaat het niet zo goed, maar later word ik erg gelukkig. Nu ben ik gelukkig, maar als ik hoor dat mijn kind dood is, dan ben ik dat niet meer. Volgens mij moet je het meer zien als tevredenheid. Over een langere termijn ben ik erg tevreden, al is mijn moeder laatst overleden. Ik leef van wat ik schrijf, en over de afgelopen maanden ben ik erg tevreden, toen ik met Joost Zwagerman aan het werk was. Mijn zoontje kan sinds gisteren zonder hulp lopen. Ja, ik ben wel tevreden.
Een beetje door onze vragen heen praten we nog wat over hoe het met ons op school gaat, over de avond over nog wat leraren en we vragen hem hoe hij jullie nou zou overhalen om zijn boeken te lezen. "Omdat er in de Nederlandse literatuur nog maar weinig boeken zijn waar je om kunt lachen."
Dan zijn we door onze vragen heen en heeft onze VIP ook geen mededelingen meer. Samen lopen we naar de lerarenkamer en voegt hij zich weer tussen de grote mensen. Dit was zeker het leukste interview dat we ooit hebben afgenomen. Nog nalachend over het leuke gesprek peilen we bij elkaar hoe we hem vonden. Een woord: leuk!
’s Avonds kijken wij vol trots hoe Ronald Giphart de hele zaal om zijn pinkje wind en zelfs de saaiste toeschouwer aan het lachen maakt. En hoe ironisch ook: dankzij meneer Van Bueren kan één van ons een door Ronald gesigneerd boek in haar broekzak steken.
Interview: Sophie, Lian en Lenneke
Tekst: Lenneke