Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Merel

Turdus merula
Lijsters

Het mannetje is te herkennen aan zijn gitzwarte verenpak, gele snavel en dito oogring.
Mevrouw merel is egaalbruin en heeft een wat lichtere keel; ze heeft een lichtgele snavel.

Het hoofdmenu in de zomer bestaat uit regenwormen en insekten
die eventueel aangevuld worden met spinnen en slakken.
In de wintertijd wordt er overgeschakeld naar bessen en zaden
en pikt hij opok regelmatig een graantje mee op de voedertafel.
Het produceren van braakballen wordt over het algemeen toegeschreven
aan roofvogels zoals uilen, maar ook bij merels dit niet ongebruikelijk.
Feitelijk wordt alles wat als onverteerbaar wordt gegeten middels een braakbal uitgebraakt.
Nu zijn dit natuurlijk niet de braakballen van het formaat
dat we bij uilen zien, en het vinden van een dergelijke braakbal
berust dan ook vaak op geluk of het zien uitbraken van een dergelijke braakbal.
In deze braakballen van klein formaat zitten diverse schildjes
van insekten en soms ook pitjes van vruchten.

De merel wordt tegenwoordig beschouwd als een echte stadsvogel, maar dat is 'ie pas honderd jaar.
Voordat de merels (eind negentiende eeuw) dorpen en steden koloniseerden,
leefden ze teruggetrokken in de bossen, waar ze overigens nu nog steeds voorkomen.
Die bosmerels verschillen in tal van opzichten van onze tuinmerels.
Ze zijn schuwer, broeden later, leggen minder eieren,
eten vooral rupsen in plaats van wormen en trekken 's winters naar de dorpen
om daar mee te eten met hun soortgenoten die daar het hele jaar door verblijven.

Soms zijn die bosmerels wel te herkennen: ze vliegen allemaal
vlak boven de grond als ze een straat oversteken.
Echte stadsmerels hebben inmiddels geleerd dat je daar door auto's geraakt kunt worden
en die stadsjongens vliegen dus een paar meter hoger over.

Eén van de belangrijkste redenen dat de merel het in onze achtertuinen gemáákt heeft,
is ongetwijfeld de aanwezigheid van groene, wekelijks gemaaide en besproeide gazons.
Deze voedselrijke mini-steppen waren voor een deel van de merelfamilie zo verleidelijk,
dat ze hun teruggetrokken bestaan als struik- en boombewoner opgaven
en vooral op de grond voedsel gingen zoeken.
De grasmaaimachine is nog maar net opgeborgen in de schuur
of de gehele familie merel hipt over het gazon, op jacht naar wormen,
telkens met een kort sprintje, daarna weer aandachtig kijkend (of luisterend) met de kop scheef.

De zang is gevarieerd met melodieuze fluitende tonen die niet herhaald worden zoals zanglijster dat doet.
Ze zingen allemaal net iets anders en ze nemen deuntjes van elkaar en van andere dieren over.
Naar het blijkt is het voorzichtig beginnen met zingen van onze vrienden,
in het vroege voorjaar uit te splitsen in twee soorten vogels.
Het opgegroeide jong van de vorige zomer zal zijn kunsten in het vroege voorjaar
vaak in de ochtenduren laten horen, terwijl de oudere en reeds gepaarde vogels
later beginnen in het seizoen met zingen beginnen en hier vaak in de avonduren mee zullen beginnen.
Het echte zingen van onze merelmannen start vaak nadat zij een vrouwtje hebben gevonden
en over gaan tot paring en dus nestvorming.

De huidige tijd met onze mobieltjes, welke sommige mensen zelfs aan laten staan
indien men in de natuur wandelt of meeneemt naar de tuin, heeft ook op de merel zo zijn invloed.
Vele ringtones of originele toontjes worden door onze vrienden
aandachtig beluisterd en opgenomen in hun hersenpan.
En later worden ze weer nagezongen.
U hoeft dus niet zomaar altijd in uw tuin uw mobiel te pakken,
u kunt ook eerst eens rond kijken of er misschien een merel zijn uiterste best zit te doen.

De mannetjes staan bekend om hun verdediging van een territorium,
doch het vrouwtje bepaalt waar het nest komt.
Hiermee beďnvloed zij dus indirect de grenzen van een territorium.
In ieder geval zullen er bij nestkeuze aan de rand van een territorium
de grenzen hiervan weer iets opschuiven, en dat van de buren,
en dat van de diens buren misschien ook wel.

Zo zijn er nogal wat schermutselingen rond de bouw van een nieuw nest.
Dit is ook de periode waarop het territoriumgedrag van onze merel het hoogst is.
Het mannetje patrouilleert geregeld langs de grenzen van zijn territorium,
op zoek naar sporen van indringers welke dan ook lijfelijk zullen worden verwijderd.
Hele strategieën heeft menig merelman hiervoor in huis.

Vaak loopt hij enige tijd -en op enige afstand - op met zijn opponent,
veel stampij makend en daarbij de staart en hoofd fel omhoog.
Vechten is het laatste redmiddel, maar dan is het ook goed raak
en viegen ook de veren in het rond.

Naar mate het nest vordert en de eieren zijn gelegd neemt dit weer af,
en wordt toleranter met voedselzoekende merelmannetjes omgegaan.
Tevens lijkt het erop dat wanneer de weersomstandigheden verbeteren
en het vinden van voedsel makkelijker wordt, het territorium gedrag wat afzwakt.
Het vrouwtje daarentegen zal geen ander vrouwtje in dit territorium dulden,
bang als ze is dat het mannetje zijn aandacht aan de nadere vrouwtjes zal geven.

Het paren is een korte bezigheid, eventjes tussen het nestbouwen door.
Dit ritueeltje vindt 's morgens plaats, in alle vroegte, in een paar seconden.

Tijdens het maken van een nest achtervolgt het mannetje het vrouwtje op de hielen.
Zij knapt vaak het nest alleen op, terwijl hij er voor zorgt dat zij geen andere mannetjes ontmoet.
Dit doet hij om er zeker van te zijn, dat hij zijn eigen genen doorgeeft.
Het schijnt dat de merelman hierin toch niet altijd succesvol is,
want er worden in een nest vaak jongen van verschillende vaders geboren.
Deze zogenaamd buitenechtelijke paringen van het vrouwtje kan zijn met de territorium houdende buurman
of een marginaal mannetje welke ongemerkt het vrouwtje heeft kunnen benaderen.
Dit kan de tactiek van het vrouwtje zijn, om er vanuit haar situatie zorg voor te dragen
dat door meerdere vaders te kiezen er in ieder geval,
altijd wel enkele sterke jongen in haar nest zullen zitten.
Want alleen de sterkste zullen overwinteren en het komende voorjaar tot broeden komen.

Het nest wordt vaak gemaakt in struikgewas en of in groenblijvende bomen
op zo'n 1 tot 2 meter hoogte, maar ook wordt het wel op de grond of aan huizen gebouwd.
Het is een stevig bouwsel van allerlei plantaardig materiaal
maar ook behangselpapier en plastic vinden we er soms in terug.
Altijd is er klei in verwerkt, vooral in de rand.
Over het algemeen wordt het maar eenmaal gebruikt,
vaak wordt voor een tweede nest dat seizoen wel vlakbij een plekje gezocht voor een nieuw nest.

Zo worden er per seizoen 2 tot 4 nesten gebouwd die elk 3 – 7 groenzwarte eieren bevatten.
Het leggen van de eieren duurt enkele dagen want het merelvrouwtje
legt één ei per dag en dit in de ochtenduren.
Het werkelijke broeden begint pas bij een volledig legsel.
Alleen het vrouwtje broedt, maar beide geslachten voeren de jongen.

De jongen worden in totaal zo'n 14 dagen geheel verzorgd.
Dit geldt zowel voor de periode in het nest als de daarop volgende dagen dat zij het nest verlaten.
Zij worden dan door de ouders nog gevoerd maar dienen ook zelf voedsel te leren zoeken.

De jonge merels hebben een pluizig verenkleed, dat lichter bruin van kleur is
dan de doorgaans bekende bruine kleur van de vrouwtjes merels.
Een week na hun geboorte, komen de eerste veren onder het dons tevoorschijn.
Dit nieuwe zogenaamde 'juveniel' verenkleed behouden zij ongeveer drie maanden.
Dan ondergaat de jonge vogel de eerste echte rui,
wat hem/haar uiteindelijk het volwassen verenkleed zal opleveren.

Zoals bij zoveel vogels kenen we bij de merel een voorjaarstrek en een najaarstrek.
Daarnaast is er vlak na het broedseizoen sprake van dispersie.
De voorjaarstrek is de trek naar de broedplaatsen.
Deze speelt zich globaal af in maart en april.
Vele merels zoeken hun eigen broedplek in Europa dan weer op.
In de najaarstrek zien we vogels vanuit de bossen naar de stedelijke gebieden trekken,
om daar meer voedsel te kunnen vinden.
Deze vogels worden tevens aangevuld met vogels uit Scandinavië,
Rusland en Duitsland welke hier komen overwinteren.
Sommige merels uit ons land trekken in deze periode naar het zuiden het Verenigd koninkrijk of Ierland.

Opmerkelijk is dat blijkbaar meer vrouwtjes dan mannetjes
het hier in de winter niet meer zien zitten en wegtrekken.
Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het feit dat bij de afname van voedsel
de aan de mannetjes ondergeschikt vrouwtjes niet voldoende voedsel meer zouden kunnen vinden.
De meeste mannetjes blijven indien voldoende voedsel trouw aan hun territorium.
De najaarstrek begin vanaf september en duurt tot in november.

Vlak na het broeden vinden er ook kleine trekbewegingen plaats
welke vaak dispersie worden genoemd.
Het zijn vooral jonge vogels die vervreemd van hun ouders
veelal worden weggestuurd en dan een plekje zoeken
waar ze hun eigen voedsel kunnen vinden.
 
 
 


alarm


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort