Gewoon een vrijdag
Ze wast me weg als water,
Klem me aan haar vast.
Denk niet meer aan later,
Denk dat ze bij me past.
De lijnen van haar
lichaam,
Zijn als golven in de
nacht.
Ik ben alleen gelukkig,
Als ze naar me lacht.
Ken de lijnen van‘r
branding,
Ben geboren aan haar kust.
Voer de vogels aan haar
vloedlijn,
Ben verdwenen in m’n lust.
In de zee ben ik geboren,
is wat ik’r dan zeg,
En spoel dan tergend
langzaam in haar weg