Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Het Köppensysteem

 

 

 

 

A

Af

Tropisch regenklimaat
warm, hele jaar regen

As/Aw

Tropisch regenklimaat
warm, zomer of winter droog

B

BW

Woestijnklimaat
heel droog

BS

Steppeklimaat
soms regen

C

Cs

Mediterraan klimaat
zomer droog

Cw

Chinaklimaat
winter droog

Cf

Gematigd zeeklimaat
hele jaar neerslag

D

Df

Landklimaat
hele jaar neerslag

Dw

Landklimaat
winter droog

E

EF/EH

Sneeuwklimaat
eeuwige sneeuw

ET

Toendraklimaat
minder koud

 

 

 

 

 

 

 

A-klimaat (het tropisch klimaat)

Bijna veertig procent van het aardoppervlak ligt tussen de kreeftskeerkring en steenbokskeerkring (23 graden NB en ZB). In de regenwouden ligt de gemiddelde temperatuur het hele jaar door tussen de 25 en 30 graden en er valt meestal veel regen. De luchttemperaturen boven de oceanen worden bepaald door de temperatuur van het zeewater, die veelal tussen de 25 en 30 graden. De tropen drijven het gehele klimaatsysteem aan. Door het opnemen van zonne-energie op de lagere niveaus en lagere breedtes wordt de warmtemachine in werking gezet, waardoor energie naar de hogere breedtes en hogere niveaus wordt gebracht. Onderzoekers die in de tropen werkten, met name in India waar de mysterieuze variaties van de moesson een zeer belangrijke rol spelen in het dagelijkse leven, ontdekten grootschalige weerpatronen. Maar na 1960 ontdekte men pas de grote invloed van weersverschijnselen in de tropische Stille Oceaan en kwam er een tropenonderzoek op gang.

Het belangrijkste kenmerk van het tropische klimaat is dat er over het gehele jaar door hoge temperaturen voor komen. Er is bijna geen verschil in temperatuur van de 12 maanden  in een jaar. Er is dus in een tropische klimaat geen sprake van een zomer of een winter. Dit komt door de ligging, want het tropische klimaat komt alleen voor rond de evenaar. Waardoor de zon het meeste schijnt in dit gebied, er is bijna geen verschil in de lengte van de dag en nacht over het gehele jaar gezien. s’Ochtends komt de zon op om 6 uur en om 6 uur in avond gaat de zon weer onder.  In deze gebieden komen meestal tropische regenwouden voor, maar door de mens worden veel van de bossen gekapt.

Voor de hele tropen geldt, dat het hele jaar lang dag en nacht vrijwel evenlang zijn. ’s Morgens om zes uur komt de zon op en ’s avonds om zes uur gaat hij weer onder. Omdat de zon loodrecht achter de horizon zakt, ontbreekt de lange schemerperiode die wij in Nederland kennen: het is daar in tien minuten aardedonker.
Je kunt binnen het tropische klimaat twee zones onderscheiden:

tropisch regenwoud klimaat

Vlak rond de evenaar ligt een zone waar het het hele jaar door zwaar bewolkt is. Het regent er veel, vrijwel dagelijks valt er een zware bui, vaak ook met onweer. In dit zeer vochtige klimaat, vinden we de dichte tropische oerwouden. Omdat hier een droge tijd ontbreekt, noemt Köppen dit een Af-klimaat.

savanne klimaat

Daaraan grenzend ligt een zone tot ongeveer 20 NB en 20 ZB. We vinden daar een klimaat waar, op grond van de neerslag, een duidelijk onderscheid is tussen zomer en winter. In de zomer is er veel bewolking; er vallen veel buien. De winters daarentegen zijn onbewolkt en droog. Dit heeft grote gevolgen voor de plantengroei. Door die droge perioden ontbreekt het tropisch oerwoud. Er is veel gras, soms metershoog; in de zomers groen, in de droge winters geel en dor. Daartussen verspreiden boomgroei met bomen die ’s winters hun bladeren afstoten. In verband met de droge winters noemen we dit een Aw- klimaat.

B-klimaat (droge klimaat)

In de B-klimaten is vaak een tekort aan neerslag. Het gevolg daarvan is: nauwelijks plantengroei. In die gebieden vinden we dan ook de steppen (pollen gras, met daartussen kale grond) en de woestijnen. Het B-klimaat wordt verdeeld in:
BS = steppenklimaat. Door een korte regentijd is nog enige plantengroei mogelijk.
BW = woestijnklimaat, dat vrijwel regenloos is.


 

Steppen

 De woestijn kennen we allemaal... denken we. De meeste mensen denken dat de woestijn een grote en snikhete zandbak is. Een woestijn bevat naast zand ook vaak steen en kalk. Het is er vaak bergachtig. Er is veel verschil tussen de temperatuur overdag en ’s nachts. Overdag is het inderdaad altijd heel warm. Maar 's nachts kan het behoorlijk vriezen. Dat komt doordat de lucht altijd heel helder is. De warme lucht blijft 's nachts niet hangen onder wolken en stijgt op. In de woestijn is het heel droog. Daarom groeien er ook zo weinig planten en bomen. Maar als het regent (één keer in de paar jaar) komt het met bakken uit de hemel! Het droog klimaat heeft Köppen het B-klimaat genoemd. Het BW-klimaat (of woestijnklimaat) is de extreemste vorm. Er valt haast geen regen. Het BW-klimaat komt vooral voor in de Sahara

 De koude gematigde graslanden van het noordelijk halfrond zijn een raadsel voor biologen en klimatologen. Het klimaat is extreem en de aparte vegetatie is daarop ingesteld. Het is lastig om precies aan te geven waarom dit klimaat zo uniek is. Op basis van informatie van de betreffende regenval en temperatuur op de grens van bos en steppe, verklaarde de bioloog Köppen waarom sommige gebieden geschikter zijn voor landbouw dan andere gebieden. Hij stelde formules op die het effect van de neerslag op de vruchtbaarheid van de bodem bepalen. Veel biologen hebben ook formules opgesteld, maar niemand heeft iets van goede waarde toegevoegd aan het werk van Köppen.

Een brede zone in Azië, zich uitstrekkend van het oosten van de Zwarte Zee tot in Mongolië en een grote driehoek in Noord-Amerika vanaf de lijzijde van de Rocky Mountains tot het zuiden van Lake Michigan kennen een afzonderlijk klimaat. In Noord-Amerika valt in dit gebied jaarlijks maximaal 500mm regen, omdat het in de regenschaduw van de Rocky Mountains ligt. De jaarlijkse regenval op de steppes in centraal Azie is ook al gering, niet vanwege de bergen maar vanwege de grote afstand tot de zee.

De graslanden van Noord-Amerika bestrijken een landoppervlak dat, vanaf Noord-Texas tot Alberta, meerdere breedtegraden in beslag neemt, dus bestaan er van noord naar zuid aanzienlijk temperatuurverschillen. Het belangrijkste kenmerk is echter het grote temperatuurverschil tussen zomer en winter en vooral ’s winters ook van jaar tot jaar. In Havre in de staat Montana bijvoorbeeld is de laagste gemiddelde januari temperatuur -25 graden, terwijl de hoogste uitkomt op 1,1 graden.

Het klimaat van de steppen wordt als het BS-klimaat omschreven. De steppen staan bekend om haar bewoners zoals giraffen, zebra’s, olifanten, leeuwen enz. De steppen kunnen niet worden onderscheden doormiddel van de hoeveelheid neerslag. De verdamping speelt wel een tamelijk belangrijke rol. Is de neerslag groter dan de theoretische mogelijke verdamping, dan kunnen we spreken van een vochtig klimaat. Is de neerslag kleiner dan de mogelijke verdamping, dan kunnen we spreken van een droog klimaat . Het kan ook dat dit periodiek kan wisselen dat bijvoorbeeld gedurende enkele maanden per jaar de verdamping groter is dan de neerslag. Dit noemen we dan een semi-aride (aride = droog) klimaat. Voor de droge klimaten is het grote verschil tussen dag en nacht temperatuur erg kenmerkend. Omdat de bewolking ontbreekt, schijnt de zon overdag erg fel. In de heldere nachten straalt de warmte onverhinderd uit. Daardoor kunnen tussen dag en nacht temperatuurverschillen ontstaan van soms dertig graden.

Woestijn

Woestijngebieden spelen een belangrijke rol in het mondiale klimaatsysteem, omdat deze gebieden een hoge reflectiegraad bezitten en daardoor de stralingseigenschappen van de aarde kunnen wijzigen. Hun woeste klimaat kent vele extremen en vraagt naar groot aanpassingsvermogen van de inwoners. In de hete woestijnen valt er dikwijls jaarlijks minder dan 300 mm regen. Het basiskenmerk van echte woestijnen is dan ook de onbetrouwbaarheid van de regenval. In de gemiddelde statistieken komt deze onvoorspelbaarheid niet naar voren. Vaak regent het een aantal minuten of uren heel hevig waarna het dagen,maanden of zelfs jaren droog blijft terwijl de omgeving onderloopt.

Omdat het overdag zo heet is in de woestijn, trekken de temperaturen de grootste aandacht. De hoogste temperaturen die  ooit gemeten werden in woestijnen waren 57,8 graden in Libië. Toch zijn de hoge temperaturen niet het belangrijkste kenmerk van de hete woestijnen. Vooral de combinatie van extremen maakt het gebied zo intersant. Het dagelijkse maxima ligt rond de 40 en 45 graden in de heetste maanden, terwijl de gemiddelde minima rond de 20 en 25 graden liggen. Binnen 24 uur kan de temperatuur meer dan 30 graden variëren.

In de woestijnen is water niet alleen zeldzaam, maar het aanwezige water verdampt ook razendsnel. De verdamping is afhankelijk van de temperatuur, de relatieve vochtigheid en de windsnelheid. Op de droogste plekken zoals de centrale Sahara met gemiddeld minder dan 20 mm regenval per jaar is de vegetatie aangewezen op geïsoleerde wadi’s (kortstondige rivierkanalen), die de beperkte regen verzamelen. Verder maakt de combinatie van droogt, snelle verdamping, stuifzand en soms het zoutgehalte begroeiing onmogelijk.    

C-klimaat: (gematigd maritiem klimaat)

De gematigd maritieme klimaten worden vooral gekenmerkt door het ontbreken van strenge winters. De westenwinden hebben in deze gebieden behoorlijk veel invloed. Het klimaat zorgt ervoor dat er gedurende het hele jaar voldoende neerslag is. Dit is een CF-klimaat. In de grensgebieden van de B-klimaten kan het voorkomen dat de westen winden een deel van het jaar worden uigeschakeld. Daardoor ontstaat er een droog half jaar. Een goed voorbeeld van dat laatste is het Middellandse Zeeklimaat met zijn droge zomers, het Cs-klimaat. Kenmerkend voor alle C-klimaten is de grote veranderingen van het weer. Het C-klimaat is te verdelen in de volgende klimaten:
· Cs: mediterraan klimaat
· Cw: Chinaklimaat
· Cf: gematigd zeeklimaat


 

Het mediterraan klimaat kennen de meeste van ons wel. Als je wel eens op vakantie bent geweest naar Spanje of Italië, dan ken je de zonnige zomers van dit klimaat. De kleine 's' staat voor zomerdroog. Het Chinaklimaat heeft juist natte zomers en drogere winters. Het komvoor in delen van China, Afrika en Zuid-Amerika.

D-klimaat (continentaal klimaat)

Cold snap

De continentale klimaten hebben grote temperatuursverschillen tussen de zomer en de winter. De zomers zijn bijvoorbeeld in Alaska en Siberie kort en warm. Ook kunnen de continentale klimaten in de zomers heel wisselvallig zijn met nu en dan een zware bui. De winters zijn in de continetale klimaten lang en koud met heel veel sneeuw. Temperaturen kunnen dalen tot wel een maandgemiddelde van -50 graden. De sneeuw kan wel van zeven tot negen maanden blijven liggen. Aan het eind van de winter ligt er een pak van ongeveer een meter. Aan de hoogte van het struikgewas kun je afmeten, hoeveel sneeuw er ’s winters ligt: de struiken kunnen namelijk ’s winters alleen maar blijven staan door een beschermende sneeuwlaag. Het landklimaat komt bijna alleen voor in Rusland. In tegenstelling tot het zeeklimaat zijn de temperaturen hier heel afwisselend. Het landklimaat heeft hete zomers en koude winters. Dat komt omdat er in deze gebieden geen zee in de buurt is, die wind meeneemt. In Moskou is het 's zomers dus heel warm, terwijl er 's winters een dik pak sneeuw ligt. Het verschil in temperatuur in een jaar is soms wel meer dan 60 graden. Er zijn twee soorten D-klimaten: het Df-klimaat, waarbij er het hele jaar neerslag valt, en het Dw-klimaat, met droge winters. Een Ds-klimaat (landklimaat met droge zomers) komt niet voor op aarde.

 

E-klimaat (poolklimaat)

In een poolklimaat komen geen warme periodes in voor. Hierbinnen kan je twee gebieden onderscheiden:

-         gebieden waar zomers de bovengrond nog net ontdooid is

-         gebieden waar de bovengrond het gehele jaar is bevroren

Als de bovengrond ontdooit, ontwikkeld zich een vegetatie. Doordat de ondergrond bevroren blijft, kan het smeltwater niet wegzakken. Daardoor wordt de bodem erg drassig. Zo’n moerassig gebied is ideaal voor muggen. Er is weinig neerslag, toch zijn er vaak sneeuwjachten omdat de sneeuw die er al ligt weer opwaait.
Het koud klimaat komt voor op de Noordpool, op Antarctica en in hooggebergten, zoals de Alpen en de Himalaya. Het is er het hele jaar ijskoud. Zo zelfs, dat de grond vaak het hele jaar bevroren is. Dat noemen we permafrost.
Het poolklimaat is te verdelen in drie klimaten:
· Het sneeuwklimaat (EF)
· Het hooggebergteklimaat (EH)
· Het toendraklimaat (ET)
Het sneeuwklimaat komt voor op de polen. Af en toe valt er sneeuw. Dit noemen we eeuwige sneeuw, omdat het bijna niet smelt. De zee is daar gedeeltelijk bevroren, zodat er ijsschotsen ontstaan. De Noordpool heeft bijvoorbeeld geen land. Het is één groot blok ijs, waar je dagen overheen kan lopen. Het hooggebergteklimaat lijkt veel op het sneeuwklimaat. Hoog in de bergen komt ook eeuwige sneeuw en permafrost voor. Het toendraklimaat is minder koud. Daarom komen daar wel planten voor. Het zijn vooral vetplantjes, want die zijn het sterkst en overleven daarom de vorst. Hier leven de Lappen en de Eskimo's.