Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
Basisweetjes voor de Modelspoorbeginner


De modelspoorhobby is zo veelzijdig dat er altijd veel vragen open blijven staan. Maar voor deze hobby geldt; alle begin is makkelijk! Vandaar hieronder wat basisweetjes.

SCHAAL

Er bestaan meer schalen dan je zou verwachten. De keuze voor de schaal hangt in feite af van wat je belangrijker vindt; detail (grote schaal) of ogenschijnlijk grotere baan (kleinere schaal). De meest gangbare schalen zijn HO (1 op 87) en N (1 op 160). HO is veruit het populairst en kent dan ook het grootste aanbod. De detaillering van de HO modellen is uiteraard superieur aan die van de N modellen. Dit geldt tevens voor alles wat er omheen te koop is en aangeduid wordt als 'scenery'; huisjes, boompjes, poppetjes, auto's etc.

Overige schalen zijn veel minder te vinden: LGB (Lehmann Garten Bahn) welke geschikt is voor in de tuin, spoor I, TT (1 op 120) en Z (1 op 220). TT zit dus qua schaal tussen HO en N in en oogt dus eigenlijk daardoor voordelig, maar het aanbod is zeer beperkt. Zoek je echter goed op een modelspoorbeurs dan vindt je toch aardig wat treinen tegen zeer lage prijzen. Alles hangt immers van vraag/aanbod af. Echter; ook het aanbod van huisjes e.d. is beperkt. Schaal Z wordt alleen door Märklin geproduceerd en is in Duitsland aanmerkelijk populairder dan in Nederland.

TIJDPERK

Het maken van een keuze voor een bepaald tijdperk lijkt niet voor de hand te liggen, maar wordt veelal onderschat. De één vindt het geen enkel probleem om een moderne intercity een stoomlocomotief uit de jaren '20 te laten passeren, maar de ander wil een reëel beeld nabootsen. Het kiezen voor moderne treinen lijkt het meest voor de hand te liggen, maar is erg verraderlijk, omdat moderne spoorwegmaatschappijen nog wel eens van huisstijl wijzigen waardoor het vorig jaar duur gekochte treinstel nu al weer gedateerd kan zijn. Was bijvoorbeeld de 'huisstijl' van de Deutsche Bundesbahn ruim 10 jaar geleden nog groen/beige; na de Wende en de omzetting naar de Deutsche Bahn is alles flink gewijzigd naar rood/grijs. Kijk er maar eens een willekeurige catalogus op na.

Kies je echter voor een ouder tijdperk zoals bijvoorbeeld de tijd van na de oorlog tot en met de jaren zestig, dan is het aanbod aan treinen enorm en kun je ontzettend veel naast elkaar laten rijden zonder afbreuk te doen aan de echtheid van het geheel.

WISSELSTROOM/GELIJKSTROOM

Zonder in de technische achtergronden te hoeven duiken is het alleen maar van belang om te weten dat er twee stroomsoorten gebruikt worden; wisselstroom en gelijkstroom. Wisselstroom kent wél een betere stroomafname van de rails dan gelijkstroom, wat de rijcapaciteiten ten goede komt. Wisselstroom wordt gebruikt door Märklin en Trix. Daarnaast wordt wisselstroom ook steeds meer geleverd door andere merken. Alle andere merken gebruiken gelijkstroom. Uitzondering op de regel is spoor Z van Märklin wat weer wél op gelijkstroom rijdt.

Voor N-spoor is alles gelijkstroom en kan werkelijk alles door elkaar gebruikt worden. Alle koppelingen en locs en wagons matchen met elkaar.

LAND

Ook hier is de gevoeligheid van de modelspoorder van belang. Vind je het geen punt om een Zwitserse trein een Nederlandse te laten passeren of wil je het correct doen. Verder is er opnieuw een groot verschil in aanbod. Duitse treinen zijn er te over. Nederlandse treinen zijn er redelijk veel in HO, maar minder in N. Engelse treinen zijn er wel, maar vragen wat zoekwerk. Voor Engels N-spoor ben je aangewezen op Minitrix en het engelse merk Peco.

Een andere overweging die hierbij belangrijk is, is dat het eenvoudiger is een modelbaan te bouwen met bergen dan zonder bergen. Immers; je kunt de middels tunnels de nodige sporen of (te) scherpe bochten verbergen, wat in een Nederlands landschap aanmerkelijk lastiger is. Dan ben je al snel aangewezen op tunnels onder rivieren door of het laten verdwijnen van sporen achter gebouwen langs.

BOVENLEIDING

Het wel of niet gebruiken van bovenleiding, maakt de baan wel of niet een stuk duurder. Als je gecharmeerd bent van het moderne tijdperk kom je er niet omheen en is het geen keuze meer, maar bij een ouder tijdperk moet je je het wel even overwegen. Immers; weegt de investering in bovenleiding het op tegen het aantal elektrische locomotieven of treinstellen die je aan wilt schaffen?

Verder moet je je realiseren, dat het onderhouden van de rails een stuk moeilijker gaat als er bovenleiding boven hangt. Dit speelt vooral bij N-spoor een héél belangrijke rol.

RANGEREN

Er zijn modelspoorders die beweren dat een modelbaan geen modelbaan is zonder opstelsporen, locomotief- of goederenloodsen etc. om te kunnen rangeren. Dit is natuurlijk onzin en ook puur afhankelijk van voorkeur. Er is een wezenlijk verschil tussen modelspoorders die constant het bedieningspaneel willen bedienen en modelspoorders die het liefst onderuit hangen om de treinen heen en weer te zien gaan over de lange baanvakken.

ANALOOG/DIGITAAL

Hier kan ik kort over zijn, omdat mijn kennis op dit vlak te beperkt is. Wel is het van belang dat een digitaal systeem aanmerkelijk duurder is en dat de keuze voor een systeem dat er over een aantal jaren ook nog is uiterst moeilijk is. Los van de aparte digitale aansturingapparatuur moet in elke locomotief ook nog een decoder worden ingebouwd. En dat is in HO aanmerkelijk makkelijker dan in N-spoor. Beste bron van informatie is http://modelspoor.pagina.nl.

NIEUW / 2E HANDS

Modelspoor is niet goedkoop, maar je kunt veel kosten in de hand houden. Als je geïnteresseerd bent in een aankoop - hoe specifiek dan ook - dan is het wel erg raadzaam om eens een modelspoorbeurs te bezoeken. Je betaalt dan ongeveer 1/3 van de prijs en er is altijd een testbaan aanwezig om je aankoop te testen. Van mijn hele modelbaan zijn maar 3 rijtuigen nieuw gekocht; de rest is allemaal tweedehands gekocht op deze beursen, waarbij ik bij maar één aankoop (een Minitrix railbus die ik kocht voor maar NLG 35,-) slechts de koolborstels moest vervangen om er een perfect rijdend treintje van te maken.

Ook rails, trafo's (vooral nu digitaal opkomt zijn deze erg goedkoop) en zelfs huisjes zijn er te koop. Kijk voor overzicht van een beurs in je buurt maar eens op de beursagenda op de hoofdpagina van deze site. Doorgaans liggen de tweedehands prijzen op zo'n 40% van nieuwwaarde.

LANGE / KORTE TREINEN

Het is een misvatting dat als je lange treinen op je baan laat rijden, er ook een station moet zijn die voldoende perronlengte heeft om die treinen te laten stoppen. Immers; de meeste intercity's stoppen echt niet op kleine stations, maar rijden er simpelweg langs. Het is dus heel goed mogelijk om een kleine baan te hebben met een klein station met lange sneltreinen. Wel is het realistischer dat een sneltrein op een dubbelspoortraject rijdt. Het tijdperk speelt hier ook een rol bij. De personenrijtuigen uit de jaren dertig zijn aanmerkelijk korter dan die van nu. Kijk maar in een catalogus onder de gegevens bij LOB (lengte over de buffer). Een sneltrein uit de jaren dertig met 4 rijtuigen is net zo lang als een sneltrein anno 2002 met 3 rijtuigen! Daarbij oogt een korter rijtuig realistischer inde bocht dan een lang rijtuig.

ONDERHOUD

Vragen over onderhoud van de baan worden vaak gesteld, maar zijn kort te beantwoorden. Koop een schuursponsje welke geschikt is voor modelspoor. Elke modelbouwwinkel zal direct weten wat je bedoelt. Met zo'n steentje veeg je eenvoudig de rails en de wielen van de treinen schoon zonder ze aan te tasten. Deze steentjes kosten ca. EUR 2,- en gaan eindeloos mee. Gebruik géén schuurpapier!



Hieronder wat meer technisch uitgewerkte vragen:

LANDSCHAPPEN MAKEN

Het maken van een landschap is een nogal grote angst, maar hiervoor geldt; alle begin is makkelijk. Hieronder volgt even een simpele, maar doeltreffende omschrijving hoe je een 'berg' maakt.

Je hebt het volgende nodig:


* Golfkarton (oude dozen)

* Oude kranten

* Plakband

* Modelgips (te koop bij bouwmarkt)

* Een aantal lege plastic boterbakjes

* Groene olieverf ; graskleur

* Bruine en grijze plakkaatverf (kleine tubes te koop bij bouwmarkt)

* Grasachtig strooisel; liefst twee soorten door elkaar. Te koop bij modelbouwwinkel.


Stap 1

Knip met een schaar een stuk golfkarton in de vorm van een oplopend talud en zet deze verticaal neer op de plek waar je het wilt. Knip diverse andere stukken op dezelfde wijze en zet deze steeds haaks op elkaar. Zo lijken het net allemaal verticale 'schotten'. Vul deze schotten af en toe op met stukjes golfkarton voor versteviging. Als de berg over een stuk spoor heen gaat, knip je daarvoor simpelweg openingen voor aan de onderkant.


Stap 2

Scheur stukken krant af en plak hiermee 2 of drie lagen dik de berg af. Bevestig gewoon met plakband.


Stap 3

Maak gips aan volgens de aanwijzing op het pak in een boterbakje. Maak het niet te dik. Eigenlijk werkt het net zo als met behangplaksel. Pak een stuk golfkarton en gebruik dat als spatel om het gips op de kranten te smeren. Doe dit niet te dik - anders wordt de baan loodzwaar - maar ook niet te dun - anders is het te teer. Op het moment dat het bijna droog is ga je met datzelfde stukje golfkarton nog even over het gips heen, waardoor de oppervlakte wat ruw is in plaats van spiegelglad. Het gips droogt behoorlijk snel. Als deze stap mislukt kun je simpelweg de boel eraf halen, nieuwe kranten erop en opnieuw proberen. Voor de volgende lading gips kun je het boterbakje - als het gips droog is - simpelweg al verfrommelend schoon maken voor de volgende ronde.

Resultaat; een spierwitte berg.


Stap 4

Schilder de hele berg groen. Groen is immers voor ons oog de kleur van een berg. Als de verf nog nat is (niet kletsnat) kun je het strooisel er tussen duim en wijsvinger op laten vallen. Sommigen geven de voorkeur aan een theezeefje daarvoor. Het strooisel zal muurvast op de verf vast zitten. Je zult nu zien dat het strooisel niet hecht op erg verticale stukken. Deze stukken verf je met de plakkaatverf wat grijs en wat bruin door elkaar voor de rotsen. Goede tip is om de spleten zwart te verven wat het idee van reliëf vergroot.

Klaar is de berg. IJslands mos en bomen dekken alles af.



MEER TREINEN OP ÉÉN BAAN

Een kleine technische basis voor de analoge trein is het gebruik van aan/uitschakelaars en momentschakelaars. Aan/uitschakelaars kun je vergelijken met lichtschakelaars. Momentschakelaars kun je vergelijken met de deurbel.


De rails schuiven in elkaar met zogenaamde raillassen. Deze geven dan ook de stroom door. Zo bestaan er ook plastic raillassen die deze stroomdoorgave juist blokkeren. Je hoeft uiteraard maar één van de twee rails te onderbreken om de trein niet te laten rijden. Kortom; zo verdeel je je baan in allerlei verschillende 'blokken'. Elk blok zul je weer apart aan moeten sluiten op je transformator en wat is er nu moeilijker om daartussen een aan/uitschakelaar te zetten. Deze koop je bij de bouwmarkt of het onderdelenhuis. Zo kun je alle sporen onafhankelijk van elkaar onder stroom zetten.


Om één en ander overzichtelijk te maken kun je de schakelaars monteren op een plaatje hardboard. Maak een tekening van het baanverloop op je pc, print deze en plak het op dit plaatje met doorzichtige plakfolie en je hebt een professioneel bedieningspaneel.


Momentschakelaars gebruik je voor de elektrische wissels. Deze kun je op ditzelfde paneel bevestigen. Eén wissel kent dus twee momentschakelaars.



FLEXIBELE RAILS

Flexibele rails hebben het voordeel dat je met veel meer vrijheid je baan kunt ontwerpen. Bochten zijn minder scherp en dus realistischer en een spoor hoeft niet persé kaarsrecht door een landschap te lopen. Maar om flexibele rails te gebruiken zul je wel moeten 'knippen en schuren'. Immers; als je de rails buigt steekt de binnenste rail uit en sluit het niet aan.

Neem een potlood en markeer de plek waar de railstaaf korter moet. Leg de rails dan op de kop en snijd met een scherp mes de bielsen los vanaf de plek waar de rails korter moet tot het uiteinde. Bewaar deze bielsen. Knip met een knijptang de railstaaf af op een punt nét iets minder ver dan nodig. Vijl met een ijzervijltje (op de bouwmarkt kun je kleine driehoekige kopen) de staaf van alle kanten glad tot de gewenste lengte. Het metaal van de flexibele rails is vrij zacht dus dat gaat gemakkelijk. Bevestig dan de raillassen en sluit de rails aan. Spijker rustig de rails vast op de gewenste plek. Pak nu de bewaarde bielsen en vijl deze iets 'platter', zodanig dat je ze onder de raillassen kunt schuiven. Lijm ze daar vast.