Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

DE VAL, MARGA MINCO

Inleiding:
De opdracht was om met een groepje een romanalyse te maken. Wij hebben voor het boek 'De Val' van Marga Minco gekozen. De hele klas kreeg: De Grote Lijsters 1998. Bij deze boeken zat ook het boek 'De Val' van Marga Minco. Dit was best handig, omdat we anders allemaal hetzelfde boek hadden moeten aanschaffen en nu hadden we allemaal al hetzelfde boek. Toen we het boek allemaal hadden gelezen waren we het erover eens dat dit een leuk boek was om ons verslag over te doen.


Boekbeschrijving
De titel geeft 2 belangrijke gebeurtenissen in het boek aan:

De eerste druk was in 1983 en voor zover bekend zijn er in de volgende drukken geen veranderingen aangebracht.
Het boek is in Amsterdam geschreven.

Ter inleiding van het boek heeft de schrijfster een engelse spreuk geplaats van Saul Bellow. Bellow wil met deze spreuk zeggen dat je nooit helemaal zal weten wat je te wachten staat.

Het boek heeft 63 bladzijden en het verhaal bestaat uit 16 delen die niet met nummers worden aangegeven.

De voorkant van het boek bestaat uit een foto die nogal somber is en je aan de oorlog doet denken.

De schrijfster:
Biografische gegevens:
Marga Minco werd als Sara Minco op 31 maart 1920 geboren in het Brabantse Ginneken. Haar vader, een vertegenwoordiger, was afkomstig uit een orthodox-joods gezin, haar moeder, afkomstig uit Groningen, was liberaler in haar opvattingen. Sara die al gauw Selma genoemd werd, was de jongste van de 3 kinderen. Artistieke ontwikkeling werd in het gezin gestimuleerd: Minco's vader speelde toneel, haar broer Dave deed aan cabaret en speelde in de schoolband en haar een jaar oudere zusje Bettie schilderde.
Na haar schoolopleiding kwam Selma in 1938 bij de Brabantsche courant te werken: 'Ik leerde alles, ik moest overal naar toe, naar een brand, een postzegelverzamelaar, een lezing over de natuur, toneel.' Tijdens zo'n voorstelling ontmoette ze haar latere echtgenoot Bert Voeten toen journalist bij het concurrerende Dagblad van Noord-Brabant. Gedurende de mobilisatieperiode ging de Bredasche courant op in het rotterdamse Nieuwsblad en reise Minco heen en weer naar Rotterdam.
Nadat de oorlog was uitgebroken, verloor Minco vrijwel direct haar baan omdat de krant geen joodse personeelsleden meer in dienst kon houden. In een interview in De Stem in 1992 zei de schrijfster daarover: 'Ik was de eerste joodse verslaggeefster in Nederland die werd ontslagen. Ik was verbaasd en boos, want het was echt mijn plan om verder te gaan in de journalistiek.'
In het begin van de oorlog verbleef Minco in Assen, delft en Amsterdam. Ze kreeg een lichte vorm van TBC en kwam daardoor terecht in een ziekenhuis in Utrecht en een sanatorium in Amersfoort. In het najaar van 1942 keerde ze terug naar Amsterdam waar haar ouders inmiddels gedwongen in het 'Judenviertel' woonden. In april 1943, bijna een jaar nadat haar zus en haar zwager waren opgepakt en gedeporteerd, kwam het dramatische moment dat haar leven zou veranderen: haar ouders werden thuis gearresteerd. Selma wist via de achterdeur te ontkomen. De rest van de oorlog verbleef ze op onderduikadressen. Een van haar schuilnamen was Margaretha (Marga) Feas van Hoon. Aan de voornam raakte ze zo gehecht dat ze die later als schrijfster zou blijven gebruiken. Vanaf een onderduikadres in Heemstede zocht ze weer contact met Bert Voeten met wie ze in de zomer van 1944 in Amsterdam ging wonen. In december van dat jaar werd hun dochter Bettie geboren, in augustus 1945 trouwden Minco en Voeten. Na de oorlog bleek Minco, op een broer van haar vader na, de enige overlevende van haar familie te zijn. De problemen die dit met zich meebracht, werden nog vergroot door het gebrek aan interesse en medegevoel van de Nederlanders dat overlevende joden ten deel viel. Ook Minco maakte mee dat ze niet binnengelaten werd bij het gezin dat spullen van haar moeder in bewaring had gekregen.
Na een verblijf in Frankrijk in 1947 schreef Minco in de periode 1950-1954 verhalen voor het satirische tijdschrift Mandril, het Haarlems Dagblad en het Parool. IN 1956 werd haar tweede dochter, Jessica, geboren.
In 1985 kwam Marga Minco in het nieuws doordat zij bezwaar maakte tegen de wijze waarop haar boek 'Het bittere kruid' door Kees van Oostrum was verfilmd. De hoofdpersoon in de film staat namelijk op vriendschappelijke voet met een NSB-gezin waarvan de kinderen bij de Jeugdstorm zijn. Ze spande een rechtzaak aan en kreeg het recht voorafgaand aan de film een verklaring op te nemen waarin ze afstand neemt van het product van de regisseur.
Na de dood van haar echtgenoot in 1992 ging Minco bij haar dochter in Amsterdam wonen. Lezingen geven op scholen over haar werk en haar ervaringen, doet ze niet meer: 'Ik vind dat ik genoeg gedaan heb.'

Hoofdlijnen van het werk:
'Ik kom altijd weer op die periode 1940-1945 terug, ik wil het vaak niet, maar die jaren hebben bij mij het hevigst aangegrepen.' Als er een auteur is in wier werk de Tweede Wereldoorlog en specifiek de jodenvervolging centraal staat, is het wel Marga Minco.
Haar debuut, de novelle 'Het bittere kruid', verscheen in 1957 vlak voor de herdenkingsdagen en wordt nog steeds veel herdrukt en gelezen, met name ook door scholieren. Inmiddels zijn er ruim 400.000 ecemplaren van verkocht.
Dichtregels van haar echtgenoot Bert Voeten gaf ze mee als motto aan deze 'kleine kroniek' zoals de odnertitel luidt: 'er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik legde het verleden als een wissel om.' In deze novelle, opgebouwd uit korte, min of meer losstaande schetsen, vertelt een jong joods meisje over haar ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is onmiskenbaar Minco's eigen verhaal, al maakte zij de hoofdpersoon tien jaar jonger dan dat zij destijds was. Door de zuiverheid van de stijl en de eenvoudige einddoelen waarmee Minco op ontroerende wijze een idnrukwekkend verhaal vertelde, kreeg het boek direct na verschijnen veel waardering. Inmiddels is het in veel landen in vertaling uitgebracht.
Na dit debuut probeerde ze in de in 1959 verschenen verhalenbundel 'De andere kant' als schrijfster enigszins weg te komen van de oorlog. Ondanks het feit dat zes van de twaalf verhalen in de bundel geen uitgesproken oorlogsverhalen zijn, slaagde zij daar niet in. In de zes 'niet-oorlogsverhalen' is steeds sprake van een hoofdpersoon die geïsoleerd komt te staan tegenover een persoon of gorep die machtiger is. Het verhaal 'Het Adres' uit deze bundel had ze in 1957 ingezonden voor een wedstrijd die was uitgeschreven door het Amsterdamse Bureaus voor Postreclame en Adressen De Mutator. Ze won er de 1e prijs mee. Ook in 'Een leeg huis' (1966), voortgekomen uit het verhaal 'Het huis hiernaast' dat zein opdracht van de gemeente Amsterdam schreef, draait alles om de oorlog en de verwerking van het leed uit die periode.
Centraal in de roman staan twee jonge joodse vrouwen die ieder als enige van hun familie de oorlog hebben overleed. De drie gedeelten waaruit de roman bestaat, hebben als titel data uit 1945, 1947, 1950. Beide vrouwen, Sepha en Yona, ometen een neiuw leven zien op te bouwen om in het reine zien te komen met het schuldgevoel dat zij als enigen aan de dood ontsnapt zijn. Sepha is getrouwd, maar voelt zich ook in haar huwelijk ge"isoleerd en probeert krampachtig levenslustig (o.a. in erotische contacten) het gevoel van ontheemd zijn te boven te komen en contact te krijgen met haar omgeving. Hoewel wankelmoedig kiest zij steeds voor het leven, waar Yona die niet het vermogen bezit om te vechten, zich los te maken van haar verleden, uiteindelijk zelfmoord pleegt. In besprekingen van 'Een leeg huis' is er vaak op gewezen dat biede hoofdpersonen gezien kunnen worden als 'vertegenwoordigers' van twee kanten van een persoon, de vereenzaamde, achtergebleven overlevende die tegenstrijdige reacties vertoont o phet doorstane leed. Door het wisselend vetelperspectief en de verschuivingen in de tijd is 'Een leeg huis' aanmerkelijk gecompliceerder dan 'Het bittere kruid'. In 1992 bewerkte Minco deze roman tot een toneelstuk dat onder regie van Leonard Frank werd gespeeld door het Theater uit het Oosten. In 1983, na jarenlang stilzwijgen, verscheen 'De val', een novelle waarin de oorlog opnieuw een centrale rol speelt. In intervies vertelde Minco hoe het idee voor het boek ontstond nadat ze een krantenbericht had gelezen over een 93-jarige vrouw die voor de val in een niet goed afgeschermde put van de stadsverwarming om het leven kwam. Minco kende het slachtoffer, zo bleek; ze was de moeder vna haar schoonzus (Lotte in 'Het bittere kruid').

Bron: Openbare Bibliotheek Delfzijl, Literom, NBLC dienst leesbevordering, NBLC auteursinfo © 1996

Primaire bibliografie:

Verfilming:

Bron: Literom, Openbare bibliotheek Delfzijl, NBLC auterusinfo, © 1994 NBLC dienst Leesbevordering

Samenvatting van de inhoud:
Het verhaal gaat over Frieda Borgstein. De eerste dag die beschreven wordt is de dag voor haar 85e verjaardag, een koude winterdag. Ze had de afgelopen 40 jaar haar verjaardag niet gevierd en ze wilde haar 85e verjaardag wel vieren.
In de oorlog zijn Frieda's man en haar 2 kinderen afgevoerd naar een concentratiekampt. Hein Kessels zou in 1942 de familie Borgstein naar Zwitserland bregen, maar de Duitsers waren hem voor doordat ze verraden waren. Frieda was op dat moment net weer het huis in gegaan om nog snel even een vest te pakken maar voordat ze beneden was en weer buiten stond waren haar man en kinderen al meegenomen. Dit is een van de redenen waarom ze haar verjaardag zo lang niet gevierd heef.
Twee monteurs van gemeentewerken, Baltus en Verstrijen, zijn de dag voor Frieda's verjaardag met een verwarmingsput bezig voor het tehuis waar Frieda woont. Als Frieda de stad in gaat om gebakjes te bestellen en naar de kapper te gaan let ze niet goed op en valt in de put. Baltus en Verstrijen waren net even weg gegaan maar komen haar snel te hulp. Frieda is na de val niet direkt gestorven maar wel snel nadat het gebeurd was.
Ze had in het tehuis waar ze woonde niet veel vrienden alleen met de klusjesman, Ben Abels, kon ze erg goed opschieten. De dag voor de begrafenis heeft Ben Abels een afspraak met Heinn Kessels. Hij verteld over de voorbereidingen die ze hadden getroffen voordat ze de familie Borgstein naar Zwitserland wouden smokkelen en dat ze hier eigenlijk helemaal geen ervaring in hadden.
Ze hebben destijds een fout gemaakt die hun fataal is geworden. Hein Kessels vertelt ook nog dat hij zelf daarna ook nog meegenomen is. Na de oorlog is hij in een andere plek gaan wonen en daarom heeft Frieda nooit geweten wat er die avond fout is gegaan.

Personen en hun onderlinge relaties:

Frieda Borgstein
Zij is een 84-jarige vrouw die in een bejaardentehuis woont. Van haar gezin is zij de enige overlevende van de Tweede Wereld oorlog. Voor Frieda's gevoel is die oorlog nog niet voorbij; zee weet nog steeds niet waarom de Duitsers haar niet meegenomen hebben en de rest van het gezin wel. Ze was zeer zorgzaam voor haar man en kinderen. Na de oorlog moet ze alleen verder. Ze wordt boekhouder op een groot Handelskantoor. Dit werk vind ze werg leuk. Naarmate ze veroudert wordt zeeigenzinniger. Ze was allergisch voor goede raad. Ook hield ze veel van berekeningen maken en was daar dan ook vaak mee bezig. Dat kwam door haar werk op het Handelskantoor. Ze houdt ook niet van haar verjaardagen, als ze 85 wordt wijkt ze hier vanaf. Dit wordt haar ondergang. Ze is een roundcharacter.
Jacob, Olga en Leo Borgstein:
Zij zijn respectievelijk Frieda's man, dochter en zoon. Zij zijn in de oorlog om het leven gekomen. Ze worden verder niet beschreven in het boek.
Baltus:
Hij is een monteur van de gemeentewerken. Hij is de "onverschillige bul", een kletsmeier met weinig verantwoordelijkhiedsgevoel (hij laat de put open staan zonder er hekjes omheen te zetten). Hij is erg stevig gebouwd.
Verstrijen:
Hij is ook een monteur van de gemeentewerken. Hij is het tegenovergestelde van Baltus, en is ook jonger, ongeveer midden 30. Hij heeft mee rhart voor de zaak. Ook wordt hij geplaagd door huwelijksproblemen. Hij vindt het dan ook leuk als er aantrekkelijke vrouwen belangstelling voor hem hebben.
Hein Kessels:
Hij is de verzetsman die het gezin Borgstein naar Zwitserland zou brengen. Door zijn onervarendheid of door een lek in de organisatie kwamen de Duitsers erachter en werden de Borgsteins (uitgezonderd frieda Borgstein) opgepakt.
Ben Abels:
Abels werkte voor de oorlog op het makelaarskantoor van Jacob Borgstein, Frieda's man. Tegenwoordig werkt hij in het bejaardenhuis waar Frieda woont. Hij is de enige die een normaal contact met Frieda heeft. Hij komt er na de dood van Frieda achter waarom zij niet meegenomen is.
Rena van Straten:
Zij is de directrice van het bejaardentehuis. Ze heeft echt hart voor de bejaarden. Ze geeft goed de leiding en is een beetje ijdel.
Carla Verstrijen:
Zij is de hoofd van de huishouding van het bejaardentehuis.

Thema:
Concrete thema:
Bij de eerste val van de trap ontkomt ze aan de dood omdat ze daarom niet wordt meegenomen. De tweede val in de put is haar eind.
Abstracte thema:
Toeval, het toeval geeft het leven een totaal andere wending.

Motieven:

Liefde:
Grijs:
Toeval:

Vertelsituatie:
In dit boek wordt gebruik gemaakt van: de personale vertelsituatie. Het verhaal lijkt zich vanzelf te vertellen, zonder tussenkomst van een verteller.
De gebeurtenissen worden verteld vanuit een romanpersonage. We leren de gedachten en gevoelens van (Frieda Borgstein) een personage kennen. De gebeurtenissen die in het boek voorkomen kom je te weten door de gedachten van Frieda Borgstein op 21 april 1942.

Tijd en tijdsverloop:
Het verhaal speelt zich af in 1983. Alles vindt ongeveer plaats in 2 dagen; de dagen van Frieda borgsteins dood tot en met de dag van Frieda Borgsteins begrafenis. Maar voor Frieda telt de tijd eigenlijk niet zo erg mee, want voor haar is het nog steeds 21 april 1942. Op deze dag zou Frieda met Jacob, Olga en Leo worden opgehaald om naar Zwitserland gesmokkeld te worden. Doordat Frieda Borgstein even voor Olga naar boven loopt is zij te laat weer terug om nog mee te kunnen gaan.
De schrijfster maakt bij dit verhaal ook gebruik van flahs-back en terugwijzigingen. Een voorbeeld van een flash-back staat op bladzijde 28/29. Op deze bladzijde gaat het weer over 21 april 1942. Frieda dacht dat ze nog wel terug zouden komen om haar op te halen, want ze wisten vast wel dat ze haar vergeten waren. Frieda heeft in de deuropening staan wachten tot de duisternis viel. Dit was een voorbeeld van een flash-back, omdat dit sti over 21 april 1942 ging en niet over 1982. Het verhaal is niet-chronologisch geschreven.
De vertelde tijd is langer dan de verteltijd. De vertelde tijd is 2 dagen. De verteltijd is ongeveer 3 uur.

Ruimte:
Het verhaal speelt zich af in bepaalde ruimtes. De belangrijkste ruimtes in dit verhaal zijn: het bejaardentehuis waar Frieda woont en de straat voor dat bejaardentehuis, want in deze straat bevindt zich de put waarin Frieda valt. Doordat het verhaal in een bejaardentehuis afspeelt weet je dat Frieda Borgstein dus een bejaarde vrouw is.
In het gehele verhaal wordt geens tad genoemd, maar in het boek staat wel dat het een stad aan een rivier is.
Er komt contrast voor in het boek. Namelijk het vieze, koude weer buiten dat een tegenstelling is van de gezelligheid en de warmte in het bejaardentehuis.
In het boek komt ook parallellisme voor. Namelijk het vieze, koude weer buiten loopt parallel met het verschrikkelijke ongeluk dat tot frieda Borgsteins dood heeft geleid.

Taalgebruik:
Het boek is makkelijk te begrijpen doordat de schrijfster zo min mogelijk woorden gebruikt. Ook wordt er over de gevoelens van de personages niet veel gezegd waardoor de inhoud ook niet erg ingewikkeld wordt. En door met wienig emotie te schrijven moet je als lezer die emotie zelf invullen. Het boek leest snel weg doordat de schrijfster een makkelijke zinsopbouw gebruikt en door de manier hoe ze het verhaal geschreven heeft.

Recensies:
Positieve recensie:
Auteur: Minco, Marga
Boektitel: Val, de
Jaar van uitgave: 1983
Bron: Trouw
Publicatiedatum: 05-05-1983
Recensent: Tom van Deel

De dood van een overlevende

Na jaren is er van Marga Minco weer een nieuw boek verschen, de novelle 'de Val'. Het is een zorgvuldig en bijzonder ontroerend geschreven verhaal waarin zoals vaker in haar werk, de kleinste dingen groter en erge gevolgen hebben. Marga Minco verstaat de kunts om details, die op zichzelf beschouwd nauwelijks anders da banaal zijn, te laten oplichten zodra ze gelezen worden in het geheel van haar verhaal. Het zijn bij haar vooral de dingen die gezegd worden en die op het eerste gezicht niet veel bijzonders betekenen, waarin tenslotte de wereld van het verhaal blijkt samengevat te zijn. Als de vader in 'Het bittere kruid' tegen zijn dochter zegt: "Haal onze jassen even" en zij daarvoor de gelegenheid krijgt om het huis te ontvluchten, ligt in dat eenvoudige zinnetje al het leed van Minco's "kleine kroniek" besloten.
Kleinigheden, toevallige gebeurtenissen, hebben gevolgen waarvan de draagwijdt pas van uit het hele verhaal kan worden begrepen en over zien. Het scrijven van Marga Minco bestaat in feite uit dit soort van samenvatten, het is het resultaat van schrappen en niet toegeven aan een neiging tot uitleg. Voor deze techniek zijn in de kritiek etiketten gebruikt als "zuiver", "understatement", "geëmotioneerde distantie", "kernachtig" en dergelijke. Zeker is het een stijl die pathos schuwt, zowel in het taalgebruik als in de verhaalstructuur. Dat daarmee in het beste geval de emoties, hoezeer oook verdekt opgesteld, juist gebaat zijn, dat spreekt vanzelf.
In 1957 verscheen 'Het bittere kruid', in 1959 'De andere kant' en in 1966 'het lege huis'. Op nog wat vroege verhalen na, die later gebundeld werden, is al zeventien jaar niets nieuws van Marga Minco uitgebracht. Dat nu de novelle 'De Val' er is, mag dus alleen daarom al opmerkelijk doen.
Het is het verhaal van de dood van een overlevende Frieda stond met haar man en twee kinderen op een afgesproken uur in de avond van 21 april 1942 achter de deur te wachten op de jongeman die hun vlucht naar Zwitserland zou organiseren. Ze merkte dat haar dochtertje kou had gevat en ging even naar boven om een vestje te halen. Precies in die tijd word aangebeld: "Harde stemmen drongen tot haar door uit de vestibule, een gesmoord tumult en vlak daarop het slaan van de voordeur".
"wacht toch, wacht toch op mij!" riep ze. Ze stormde de trappen af, maar struikelde op een van de onderste treden over een losliggende roe. Terwijl ze viel hoorde ze het dichtklappen van de autoportieren. Ze sprong op en struikelde opnieuw, over een citybag die midden in de gang stond. Met het vest tegen zich aangekleimd hinkte ze naar de duer. De natte schemerige kade afkijkend zag ze nog net hoe ter hoogte van het bolwerk een grizje auto vaart minderde en om de hoek verdween."
Net als het meisje in 'Het bittere kruid' is Frieda gered, maar ze leeft dagelijks met de dood van haar gezin. Op het moment dat Marga Minco met haar verhaal begint is ze bijna vijfentachtig jaar. Ze woont in een joods bejaardentehuis, voelt zich nog altijd schuldig omdat zij (waarom zij) het heeft overleefd en wil vooral oud worden om zo lang mogelijk de nagedachtenis van haar familieleden in ere te kunnen houden.
Open put
Op de dag van de novelle gaat ze, tegen het advies van de directrice in, om voorbereidingen te treffen voor de viering van haar verjaardag. Het is buiten koud, een harde wind waait en ze kruipt diep weg in haar jas. Er is aan de overkant van de weg een put, waaruit hete stoom opstijgt. Hij wordt aan het oog onttrokken door een grijs autobusje, maar als ze dat passeert ligt daar die open put, zonder hekje eromheen. Ze valt erin.
Marga Minco heeft in klein bestek deze val van Frieda Borgstein subtiel een gecompliceerd voorbereid. De novelle begint met een hoofdstukje waarin twee monteurs van de gemeentewerken 's ochtens vroeg koffie drinken in hun koffiehuis. Hoewel er niets bijzonders voorvalt, is dit begin buitengewoon dreigend. Ze hebeen "een karwei" voor de boeg, maar weten niet wat de loop der gebeurtenissen gaat inhouden. Ook andere personages doen in de ontwikkeling van 'De Val' mee: personeel van het bejaardentehuis, ouden van dagen, een kennis uit de oorlogstijd. Zelf blijkt later (Frieda Borgstein is dan al dood) dat het bezoek van een Zweedse architect aan het bejaardentehuis in verband gebracht kan worden met Frieda. Er is, kortom, door Marga Minco gearrangeerd op een manier die toch genoeg vrijheid laat voor interpretatie.
enigszins vergelijkbaar met het slothoodstuk van Mulisch' 'De aanslag', waarin plotseling iets wordt onthuld dat al het voorafgaande in een ander licht plaats, laat Marga Minco op het eind de jongeman optreden die de borgsteins naar Zwitserland zou brengen. Hij kan het haar niet meer vertellen, zij is dood, maar hij vertelt aan abels, haar kennis uit de oorlogstijd, dat hij hen niet verraden had, maar kennelijk was gevolgd door SD-agenten, die toen hij aanbelde in een auto plotseling voorrden.
Dubbelzinnige tiel
Heel anders dan Frieda borstein een heel leven ahd gedacht. 'de Val' is een dubbelzinnige titel. In de oorlog loopt de familie in de val, en jaren later valt zij in de put. Het is moeilijk de twee gebeurtenissen met elkaar in verband te brengen. Het zijn toevallige gebeurtenissen: de familie werd niet verraden, maar toch opgepakt, en frieda borgstein komt door een misstap, veroorzaakt door een ongelukkig arrangement van weer en wind en zorgeloosheid van gemeentearbeiders om het leven. Frieda Borgstein, kan men zeggen, deelde tenslotte toch nog het lot van haar familie. Die parallellie is door Marga Minco op verschillende manieren aangeduid, van de grijze auto vroeger tot het busje van de monteurs nu, van het vestje van haar dochter toen tot het vest dat zij toch nog even voor ze naar buiten gaat, van haar kamer haalt.
Dat zijn natuurlijk trucs, die een goede schrijver, als ze goed worden toegepast, alleen maar sieren. Marga Minco siert het dat zij weliswaar met dit soort middelen een heldere, samenhangende verhaalinhoud vormt, maar ze niet dominant laat zijn. Het zijn samenvattingen ergens van, en wel van gevoelens die met afscheid, willekeur, trouw en dood te maken hebben.
Een nieuwe, en zuivere, stap in de richting van de formulering van deze gevoelsn, op de haar typerende manier, is deze gave novelle 'De Val'.

Bron: Literom, Openbare Bibliotheek Delfzijl, Trouw © 1983

Negatieve recensie:
Auteur: Marga Minco
Boektitel: Val, de
Jaar van uitgave: 1983
Bron: De Groene Amsterdammer
Publicatiedatum:22-06-1983
Recensent:

Is 'De Val' een klein meesterwerk?

Er zijn schrijvers die hun nationale bekendheid voor het grootste deel te danken hebben aan het feit dat hun boeken zijn doorgedrongen tot de uittrekselverzamelingen voor middelbare scholieren. Titelst als 'Een zwerver verliefd', 'Oeroeg', 'de Metsiers', 'Wierook en tranen', en 'Het bittere kruid' worden om die reden met de regelmaat van de klok herdrukt. Twee dingen hebben boekjes met elkaar gemeen: ze zijn probleemloos toegankelijk voor iedereen en, minstens zo belangrijk, ze zijn flinterdun. Over de kwaliteit is daarmee nog niets gezegd; de leus dat het juist de kunst is met weinig woorden veel te zeggen klinkt verdacht uit de mond van een luierik.
De roem van Marga Minco is in elk geval stevig gefundeerd in het middlebaar onderwijs. Blijkbaar zo stevig, dat ze het zich kon permitteren zowat een half schrijversleven lezingen te geven (voor scholieren) en niets nieuws te produceren zonder dat haar eputatie daaronder te lijden had: des ondanks verschenen novelle 'De Val' werd onmiddellijk in alle balden uitgebreid besproken en unaniem geprezen. Wederom had Marga Minco een klein meesterwerk geschreven, geraffineerd van structuur en veelzeggend juist op de plaatsen waar zij weinig zei. En iedereen vond het voor de hand liggen (en dus, merkwaardigerwijs, zinvol) om 'De Val' te vergelijken met 'De Aanslag' van Mulisch. Na al die lof lijkt het me geen kwaad hier een wat relativerende geluid te laten horen.
Levensavond
'De Val' behandelt de laatste dag uit het leven van een oude vrouw, Frieda Borgstein, die haar levensavond nogal vereenzaamd slijt in een bejaardentehuis. Nadat zij vorige verjaardagen stilletjes voorbij had laten gaan, is zij van plan haar huisgenoten ditmaal (zij wordt vijfentacht) eens te trakteren. Het wordt haar weliswaar afgeraden met dit slechte weer naar buiten te gaan (het heeft flinkn gevroren en er staat een ijzige wind). Maar zij is niet van haar sutk te brengen, ze zal vandaag de benodigde boodschappen gaan doen. Nu is het echter al gauw duidelijk dat die koppigheid haar fataal zal worden: ze zal in een verwarmingsput vallen, waaraan twee mannen onderhoudswerkzaamheden moeten verrichten. Naar de val in de put wordt consequent toegewerkt, beurtelings vanuit de monteurs en vanuit mevrouw Borgstein. Het is dan ook geen verrassing als die gebeurtenis op driekwart van het boek plaats vindt; te vaak heeft Minco (om een oneerbiedige vergelijking temaken) een close-up van de bananenschil getoond waarover de held tenslotte moet uitglijden.
Dat vind ik een zwak punt. De kracht van het toeval, die (ook blijkens het motto van Saul Bellow) te domstreren viel, komt door de voorspelbaarheid van de gebeurtenissen niet uit de verf. Ik hou niet zo van dat soort vergelijkingen, maar als ik 'De Aanslag' erbij moet halen zou ik dat doen om erop te wijzen dat Mulisch er in tegenstelling tot Minco wel in is geslaagd is allerlei toevalligheden op zo'n manier uit de structurering van de gebeurtenissen te laten voortkomen dat ze ook voor de lezer verrassend zijn en pas achteraf logisch en begrijpelijk, voor zover dat bij die gebeurtenissen überhaupt mogelijk is. Anthony Mertens had het in verband met 'De Aanslag' in deze krant niet ten onrechte over de charme van de zorgvuldig gedoseerde raadsels.
Die charme ontbreekt aan 'De Val', zoals die aan vroeger werk van Marga Minco ontbreekt. Ook in haar beste verhalen zijn witregels al door de context te ondubbelzinnig ingevuld, het zijn geen plaatsen waar de lezer zelf ontredeerd, tastend, fantaserend) verbanden moeten leggen. Minco schrijft wel beheerst en met een scherp oog voor emotionerende details, maar ze houdt mij alles wat te zichtbaar in de hand. Dat is de reden dat haar werk voor geen enkele middelbare scholier een probleem is. Dat van Alberts, om eens iemand te noemen die om zijn suggestieve eenvoud wordt geprezen, vindt elke leerling ide eraan begint mateloos saai en onleesbaar. Wat mij betreft is dat een bewijs uit het ongerijmde voor het niveau verschil tussen beide auteurs.
Herinneringen
De overeenkomst met 'De Aanslag' ligt louter op het preliteraire niveau van de stof: ook in 'De Val' speelt een gebeurtenis uit de oorlog een belangrijke rol. Via een kennis, Hein Kessels, zou het gezin Borgstein naar Zwitserland vluchten, maar op het moment dat Kessels hen komt halen worden Frieda's man en twee kinderen gearresteerd; zelf ontkomt ze aan deportatie doordat ze toevallig nog even naar boven moest om iets te halen. De manier waarop Frieda Borgstein met die herinneringen leert te leven en vooral de pogingen die ze doet om de herinneringen aan haar man en kinderen leven te houden, behoren tot de sterkste aspecten van het verhaal. Minder goed is de manier waarop heden en verleden met elkaar zijn verbonden, beide lagen blijven te zeer een eigen leven leiden. Ronduit een constructiefout bevat het slot van het boek. Na de fatale val gaat het verhaal nog zo'n twintig bladzijden door, een soort appendix waarin Hein Kessels, die na de oorlog nooit meer contact met mevrouw Borgstein had durven zoeken, maar die nu als vertegenwoordiger van de provinciale bejaardenzorg een bezoek brengt aan het tehuis, de ware toedracht vertelt van de deportatie van het gezin Borgstein. Kessels blijkt, anders dan Frieda Borgstein had gedacht, geen verrader te zijn geweest. Niet alleen voor haar komt dat verhaal echter te laat, ook voor de lezer is het mosterd na de maaltijd. Het boek zou na de val in de verwarmingsput uit moeten zijn. En dat had gekund als de schrijfster er bijvoorbeeld voor had gezorgd dat mevrouw Borstein zou hebben geweten, althans vermoed, dat Kessels naar het tehuis kwam en dat hij daarom, om die man te ontvluchten, perse in dat hondeweer de straat op wou; het bestellen van de verjaardagstaartjes zou zij dan als dekmantel hebben kunnen gebruiken voor haar afwezigheid. Literair zou zo'n scenario heel wat winst hebben kunnen opleveren.
Om te beginnen zouden heden en verleden dan director en logischer op elkaar aansluiten; de beslissende handeling in het heden zou immers heimelijk worden gemotiveerd door een gebeurtenis uit het verleden, met alle mogelijkheden tot verhullen en dien. Vervolgens zou het de dramatische spanning ten goede zijn gekomen, zeker als de lezer via een kunstgreep te weten was gekomen wat mevrouw Borgstein niet wist, namelijk dat Kessels zijn bezoek aan het bejaardentehuis had willen gebruiken om na al die jaren eindelijk schoon schip te maken. Tenslotte had 'De Val' kunnen worden beëindigd op de enige plaats die daarvoor in aanmerking komt.

Bron: Literom, Openbare bibliotheek Delfzijl, De Groene Amsterdammer © 1983

Eigen mening:
Emily:
Ik vond het boek niet leuk.
Meestal als je een boek leest moet het eerste hoofdstuk wel leuk zijn anders is je zin om te lezen gelijk weg. Ik vond het eerste hoofdstuk ook niet nodig geweest. Als de schrijver dit hoofdstuk wat leuker had geschreven dan had ik het boek veel leuker gevonden. Er gebeurd ook niet veel in het boek. In de inleiding staat dat wij het wel een leuk boek vonden, maar wij zijn er dieper ingegaan en ik vind het geen leuk boek.
Dennis:
Het boek viel mij een beetje tegen,
aangezien ik verwacht had dat het boek meer over deportatie en andere ellende van joden ging, dit was niet het geval dus dat was toch wel een beetje een teleurstelling. Het boek was bij tijd en wijle, vond het boek een beetje langdradig. Persoonlijk vond ik de laatste 20 bladzijden over de dood van frieda overbodig, jammer.
Anita:
Ik vond het op zich wel een leuk boek om te lezen.
Maar hoe meer we er mee bezig gingen hoe saaier ik het verhaal begon te vinden. Ik hou meer van verhalen die wat meer op de gevoelens van de personages ingaan en waar de vertelde tijd wat langer duurt zodat je de personages goed leert kennen. Het verhaal was wel goed maar er had wat meer mogen gebeuren. Dat had het me waarschijnlijk meer geboeid.
Gerjonne:
Ik vond het boek leuker dan ik had verwacht.
Ik was een tijdje geleden begonnen om dit boek te lezen, maar nadat ik het eerste hoofdstuk had gelezen vond ik het erg saai, en ben toen maar gestopt met lezen. Maar omdat wij het boek voor Nederlands gingen lezen moest ik hem wel lezen en toen ik doorlas na het 1e hoofdstuk bleek het best een aardig verhaal te zijn. Het was ook geen moeilijk boek, het las heel gemakkelijk want het was op een gemakkelijke manier geschreven en daardoor las je steeds door, en ging het niet vervelen. er had alleen wel wat meer mogen gebeuren, of wat spannender worden geschreven. Dat vond ik wel jammer. Toen wij het boek bezig gingen voor dit verslag kwam je ook dingen tegen wat je helemaal niet was opgevallen toen je het boek las. En daardoor ging je het boek beter snappen, dat was wel leuk. Ik vond het best een aardig boek.

Gebruikte Literatuur:
Literom, Openbaren bibliotheek Delfzijl


Dit boek is naar mij opgestuurd door Gerjonne bouwsema, bedankt!!!


Heb je zelf nog uittreksels stuur ze dan naar mij.