Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
TIJDBEREKING
terug
De dag is ingedeeld in uren, gerekend van middernacht tot middernacht. Daar het uur het twaalfde deel van de dag was, begrepen tussen zonsopgang en zonsondergang, had het een duur, verschillend naargelang het tijdstip van het jaar. Zo waren de uren in de winter veel korter dan de uren in de zomer. Wat de Romeinen het eerste uur (prima) noemen, valt voor ons omstreeks 7 uur. Het derde uur (tertia) is omstreeks 9 uur, het zesde (sexta) omstreeks 12 uur, het negende (nona) omstreeks 15 uur, enze.
De maand. De namen der maanden zijn Januarius, Februarius, Martius, Aprilis, Maius, Junius, Julius, Augustus, September, October, November, December. De maanden Iuslius en Augustus werden zo genaamd ter ere van Julius Caesar en keizer Augustus. Oorspronkelijk heetten zij Quintilis en Sextilis. Men noemt Kalendae (1ste dag van de maand) de dag van de nieuwe maan,
Nonae (5de of 7de dag van de maand) de dag van het eerste kwartier, Indus (13de of 15de dag van de maand) de dag van de volle maan. Ten opzichte van deze dagen worden de andere dagen van de maand aangeduid; maar men gaat altijd uit van de kalenden, nonen, iden die volgen bv. de zesde dag voor de Nonen van Maart, de derde dag voor de Kalenden van Oktober enz. (Zie Romeinse Kalender in de meeste gebruikelijke Latijnse spraakkunsten). Aanvankelijk was maart de eerste maand van het jaar, zo komt het dat de nu gebruikte benamingen als september, die de 7de maand was, thans de 9de maand aanduiden, december de 12de enz.
Er bestonden verschillende manieren om een gebeurtenis te dateren:
a) De schrijver duidt de namen der consuls aan, die dat jaar aan het bewind waren, bev. C. Mario et L. Valerio consulibus.
b) Men neemt als vertrekpunt het jaar van de stichting van Rome (753 v. Chr.) en men schrijft bv. anno a(b) u(rbe) c(ondita) LXX.
In de christelijke tijdrekening wordt het vertrekpunt het jaar van de geboorte van Christus, A(nte) C(hristum) N(atum); P(ost) C(hristum) N(atum).
Enkele veelgebruikte termen uit de lengtematen- en muntsysteem der Romeinen:
pes, voet = 29 cm;
passus, pas = 1,47 m;
mille, mijl (1000 passen) = 1478 m;
aureus = 26,85 goudfr. Of fl. ± 13:
denarius = 4 sestertii = 10 asses = 1,07 goudfr. of fl. 0,40;
sestertius of nummus = 2 ½ asses = 0,26 goudfr. of fl. 0,10;
as = 0,06 goudfr. of fl. 0,04.
De sestertius wordt aangeduid door het teken HS = I + I + S (semis) omdat oorspronkelijk de sestertius de waarde had van 2 ½ asses, later van 4 asses.

met dank aan niels.w@skynet.be en aan zijn latijnpage. (used by kind permission)