Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Terug

 

De romeinse legendes

 

De stichtingssage:
Na de val van Troje (1184 v. Chr.) ontvlucht Aeneas de stad en belandt na veel omzwervingen aan in Latium. Hij sticht de stad Lavinium en trouwt er met de dochter van koning Latinus. Zijn zoon Ascanius sticht 30 jaar later Alba Longa.
Daar regeren 13 opeenvolgende vorsten tot koning Numitor verjaagd wordt door zijn broer Amulius. Zijn dochter Rhea Silvae wordt ondergebracht bij de Vestaalse Maagden, maar wordt door toedoen van de god Mars moeder van een tweeling. Amulius beveelt daarop om de kinderen - Romulus en Remus te doden. De dienstdoende soldaat plaatst de tweeling echter in een mandje dat hij laat wegdrijven op de Tiber. Het mandje spoelt aan en de jongens worden gered door een wolvin die hen zoogde in een grot aan de voet van de Palatijnse heuvel.
Later worden ze gevonden en grootgebracht door een herder die hen Romulus en Remus noemde. Eénmaal volwassen leiden ze een opstand in Alba Longa en plaatsten hun grootvader Numitor weer op de troon. Daarna besluiten ze een stad te stichten op de plaats waar ze gered werden door de wolvin. Er ontstaat al gouw een felle ruzie: Romulus wil de stad op de Palatinus vestigen, Remus voelt meer voor de Aventinus. Ze besluiten de goeden te raadplegen en wachten, elk op een zijn heuvel, de zonsopgang af. Al gauw ziet Remus 6 gieren, terwijl Romulus even later 12 gieren waarneemt.
Romulus, die ervan overtuigd is dat de goden hem uitverkoren hebben, trekt met een ploegijzer een promerium (‘heilige begrenzing’) rondom de Palatinus, zo de plaats van een toekomstige stadsmuur aangevend. Remus gelooft echter dat hij de nieuwe stad mag stichten aangezien hij het eerste teken kreeg. Als provocatie springt hij over de grensvore getrokken door Romulus. Deze grijpt terstond zijn zwaard en doodt Remus in een vlaag van razenij hierbij uitroepend: “Zo vergaat het voortaan ieder die het waagt deze grens te schenden!”.

De Sabijnse maagdenroof:
Kort na de stichting van Rome ontdekte Romulus dat er wel genoeg mannen in de stad kwamen wonen, maar dat er een gebrek was aan vrouwen. Romulus had snel zijn plannetje klaar: een naburige stam, de Sabijnen, werd uitgenodigd voor een groot feest net buiten de muren van de stad. Op een afgesproken teken greep elke Romeinse jongeling een Sabijns meisje beet en liep ermee naar de stad. De poorten werden gesloten en de Sabijnen bleven ziedend van woede achter. Er kwam natuurlijk oorlog van en de Sabijnen belegerden het Capitool. Ze wisten Tarpeia, de dochter van de commandant van de burcht, over te halen de poorten te openen in ruil voor wat zij aan hun linkerarm droegen (Tarpeia stelde die voorwaarde om de bouden armbanden van de krijgers te bekomen).
‘s Nachts opende ze de poorten, maar de eerste Sabijnen die binnen drongen doodden Tarpeia door hun zware schilden, die ze aan hun linkerarm droegen, op haar te werpen. Op die manier hielden ze zicht aan hun afspraak, zonder een verrader werkelijk te moeten belonen. Als herinnering aan het verraad van Tarpeia werd een steile rots op de Capitolinus voortaan de Tarpeische rots genoemd en gebruikt als executieterrein.
Na de verovering van de Capitolinus door de Sabijnen hielden de strijdende partijen elkaar een tijd lang in evenwicht. Op een bepaald moment stonden de legers tegenover elkaar voor een beslissende slag, maar de ontvoerde Sabijnense vrouwen (die van hun Romeinse echtgenoten waren gaan houden) stelden zich op tussen de 2 legers en smeekten hen vrede te sluiten. Zo gebeurde en Romeinen en Sabijnen besloten samen in Rome te wonen. Na de dood van de Sabijnse koning regeerde Romulus alleen verder over Romeinen en Sabijnen.

De drie Horatiërs:
Alba Longa, dat gewend was Latium te overheersen, aanzag de groei van Rome met groot ongenoegen. In 667 v. Chr. (onder regering van Tullus Hosilius) leek het erop dat een grote slag zou plaatsvinden tussen beide steden.
Er werd echter besloten de zaak te regelen via een duel: 3 Romeinen zouden het opnemen tegen 3 inwoners van Alba. Rome werd vertegenwoordigd door 3 broers, met als familienaam Horatius. Voor Alba vochten eveneens 3 broes, Curatius genaamd.
In het gevecht werden al gouw 2 Horatii gedood, terwijl de 3 Curatii gewond raakten. De overblijvende Harotius was niet gewond en pastte een slimme tactiek toe: hij sloeg op de vlucht. De 3 Curatii achtervolgden hem driftig, de lichts gewonden aan kop, de zwaarst
gewonden hinkend achteraan. Eénmaal de afstand tussen de3 Curatii groot genoeg, draaide Horatius zicht om en rekende met elke gewonde Curatii afzonderlijk af, zo de overwinning behalend voor Rome.
Tijdens zijn triomf in Rome, werd Haratius aangeklampt door zijn zus die verloofd was met één van de Curatii. Luidkeels gaf zij uiting aan haar verdriet. Dit wekte de woede op van Horatius die haar plompt doodstak en hierbij de gevleugelde woorden “Zo sterve iedere Romeinse vrouw die een vijand beweent ”uitsprak.

Horatius Cocles op de brug:
Na zijn verbanning uit Rome (509 v. Chr.) keerde koning Tarquinius Superbus naar Etrurië terug om daar hulp af te smeken. De koning van Clusium, Lars Porsenna, besloot Superbus te helpen, bij herovering van zijn troon en bij het herstellen van de Etruskische macht in Rome.
Porsenna marcheerde met zijn leger in de richting van de Tiber en verdreef de Romeinen uit hun stellingen op de Januculum. De laatste hindernis tussen Porsenna en Rome was de houten rug over de Tiber. De Romeinen besloten deze te vernietigen, en Publius Horatius Cocles (‘Eénoog’ hij had in een eerder gevecht een oog verloren) meldde zich aan om zolang de Etrusken tegen te houden. Samen met 2 gezellen stelde hij zich op voor de brug om deze te verdedigen zolang ze niet vernield was. Na een tijdje sneuvelden zijn strijdmakkers en zette Cocles het gevecht met het Etruskisch leger in zijn eentje verder Toen de brug ineenstortte, draaide hij zich om en wierp zich in volle wapenrusting en de Tiber en zwom naar de ander oever.
Vanaf die tijd gold het gezegde ‘Horatius op de brug’ als aanduiding voor de strijd tegen ee